Mijn oudste vriendin zat in zak en as toen haar man met pensioen ging
Maar nu hij er niet meer is, mist ze zelfs zijn eeuwige bemoeienissen.
Mijn oudste vriendin zat in zak en as toen haar man met pensioen ging. Sinds ze met hem trouwde, inmiddels ruim een halve eeuw geleden, had ze overdag het rijk voor zich alleen gehad. Eerst met hun vijf kinderen en de laatste jaren heerlijk rustig in haar eentje. Na een leven van zorgen, wassen, strijken, poetsen en koken was ze daar wel aan toe. Niemand die iets van haar vroeg, niemand die iets van haar nodig had.
Op vrijdag ging ze altijd naar de markt in de stad. Dan pakte ze de bus, dronk onderweg een kopje koffie en hield een praatje met de vrouwen van de viskraam waar ze vaste klant was. Soms sprak ze af met vriendinnen of een van haar kinderen en heel af en toe paste ze op een van haar kleinkinderen. Geen vaste dagen! Daar was ze altijd heel stellig in geweest. Want haar vrijheid was haar heilig.
En toen kwam dus de dag dat haar man hele dagen ‘om haar heen hing’, zoals ze dat zelf verwoordde. En dat vond ze maar wat lastig omdat hij zich overal mee ging lopen bemoeien en de hele dag vragen stelde. ‘Ga je nou alweer boodschappen doen?’ was het dan. Of: ‘zullen we samen koffie drinken?’ Het meest storende vond ze dat hij op vrijdag mee naar de markt wilde en bij de viskraam ook nog eens het hoogste woord had. Het voelde alsof haar hele leven, alles waar ze zo van genoten had, van haar afgenomen werd. Ze hadden nog nooit eerder zoveel ruzie als in die tijd.
Die ruzies werden erger vanaf het moment dat haar man allerlei lichamelijke ongemakken kreeg en hij een heel slechte patiënt bleek te zijn. Toen hij een nieuwe heup had gekregen stelde hij zich aan alsof hij terminaal was. Toen zijn gehoor minder werd weigerde hij naar een audicien te gaan en verweet hij mijn vriendin dat ze vast met opzet zo zachtjes praatte. Toen hij plat lag met de griep liet hij haar de hele dag rennen en ging hij op tilt als ze ook maar even naar de supermarkt wilde gaan.
‘Ik wou dat hij wat kreeg…’, verzuchtte ze op een dag, en van die uitspraak heeft ze inmiddels spijt. Want inmiddels heeft hij écht iets gekregen. Niet het spreekwoordelijke heen-en-weer zoals ze dat toen bedoelde, maar iets ernstigs en definitiefs. Vorige maand kreeg haar man een TIA. Die leek in eerste instantie nog enigszins mee te vallen, maar toen kreeg hij er een tweede TIA overheen en die werd hem fataal.
Twee maanden geleden hebben we afscheid van haar man genomen. Afgelopen week was ik bij haar. Het is onmogelijk om te zeggen hoezeer ze hem mist, zegt ze. Zelfs haar gang naar de vrijdagmarkt in de stad kon haar geen enkele vreugde meer schenken. Daarbij had ze veel te veel vis gekocht omdat eten in haar dooie eentje ook niks aan is.
‘Zou hij me kunnen horen?’ vroeg ze. Ze moest erbij huilen. Ik zei dat ik dacht van wel. En ook dat hij zich, daar waar hij nu is, vast en zeker kan voorstellen dat het haar wat veel werd allemaal. En dat hij haar dat heus niet kwalijk neemt.