Mijn aller droevigste kerst?
Er stond een hele grote olifant in de kamer.
De kans dat mijn moeder er de volgende kerst nog zou zijn, was uitgesloten en doen alsof die gedachte niet onverdraaglijk was, was onmogelijk. Ze had nog wel haar best gedaan om er wat van te maken voor die allerlaatste keer. Maar haar kerstboom was een scharminkel van jewelste en in haar kerststal ontbrak één van de drie koningen en had de ezel een geamputeerd pootje.
We hadden haar laten slapen totdat het diner op tafel stond, maar eten kostte haar zo mogelijk nog meer moeite dan opzitten. Pas toen we haar smeekten om terug naar bed te gaan, gooide ze de handdoek in de ring en bleven we achter met een hele grote olifant die midden in de kamer stond. Het was mijn vader die op een gegeven moment woorden aan de olifant durfde te geven en toen die woorden eenmaal vloeiden, vloeiden onze tranen er keihard achteraan.
De gedachte dat kerst hierna nooit meer samen met mamma zou zijn, dat mijn vader de volgende kerst weduwnaar zou zijn, dat we nooit meer met haar zouden kunnen praten, haar nooit meer om raad konden vragen en haar nooit meer op konden bellen om te zeggen dat het ons goed ging … die gedachte was niet te bevatten. Zou het makkelijker zijn als we haar naderende einde niet zagen aankomen en ze ons op een dag plotsklaps zou ontvallen? Kun je je op iemands vaarwel voorbereiden of maakt het uiteindelijk allemaal niets uit? Dat en nog veel meer vroegen we ons af tijdens die laatste kerst met mamma. Op geen enkele vraag wisten we het antwoord.
Toen de eerste blaadjes aan de bomen kwamen, hield mamma het voor gezien. Maar de wereld draaide door en wij draaiden, of wij dat nu wilden of niet, gewoon mee. De eerstvolgende kerst zonder de olifant in de kamer haalden we mijn vader naar Amsterdam. Het was de eerste witte kerst sinds jaren en we zeiden tegen elkaar dat mamma dat vast voor ons geregeld had.
De olifant van het jaar daarvoor had plaatsgemaakt voor een leegte die schrijnend was. Al kwamen er langzaam maar zeker ook momenten waarop de pijn van het missen zich heel even koest hield. Tegen de tijd dat ook de daaropvolgende kerst aan de deur klopte, was mijn vader mijn moeder achternagegaan. Toen we op kerstavond ons glas hieven, dronken we op onze ouders die nu samen waren. Was dat een troost? Over het antwoord hoefden we niet heel lang na te denken. Ze waren nu waar ze hoorden: voor altijd samen in een wereld waar het elke dag kerst is.