May heeft altijd een Plan B

 

Ik realiseer het me vooral als er anderen bij zijn. Van dat plan B dat ik altijd in mijn hoofd heb als Flo in de buurt is.

 

Beter niet die route naar huis nemen want die is langs de speelgoedwinkel en dan zal ze de hele dag over praten. En oh, parkeer niet te strak naast die auto aan je rechterkant want ze wil haar portier nogal eens enthousiast openzwaaien en dan heeft die andere auto een stevige kras.

 

Ik heb geleerd te leven met allerlei kleine side notes om zo haar wensenpakket zo soepel mogelijk in te passen in het leven van alle anderen.

 

Als we gaan vliegen volstaat een plan B niet. Dan heb ik het halve alfabet nodig. Ik heb “snoepjes” voor noodgevallen. Dat is eigenlijk een pilletje tegen hooikoorts met een dempende bijwerking. Die bijwerking was een reden voor de farmaceutische industrie om de productie te stoppen, maar voor mij een reden om de voorraad (8 pilletjes…) in te slaan. Ook heb ik wat zakjes snoep als lokmiddel (“als je je gordel om doet, krijg je een snoepje”) en nog wat gesmeerde boterhammetjes in het geval van acute honger, een volle telefoon, opgeladen laptop, een reserve-outfit voor je weet maar nooit, Ik vink het hele lijstje af.

 

Omdat mijn geliefde al een paar dagen eerder is vertrokken, sta ik extra vroeg op. Alle stress die ik kan elimineren, is winst. Koffers gepakt, ID-kaarten liggen klaar, boardingpasses met Airdrop binnengehaald, alles lijkt soepel. “Ik ga niet mee naar Haarlem. Ik blijf in Italië.” Ik kijk op mijn horloge. Vijftien minuten heb ik voor een stevige onderhandeling. Ik gooi mijn troeven op tafel. Monti weer zien, alle knuffels van Kikker en vrienden die ik op Marktplaats op de kop heb weten te tikken en die thuis op haar wachten. Uiteindelijk geven de Milka Sesnsations koekjes die we in het vliegtuig zullen eten de doorslag. We gaan. En Flo voorop. Wel moeten de vers aangeschafte Pinokkio-pop en Teletubbie Po mee, maar hé laat ik daar nou een beetje rekening mee hebben gehouden en nog een plekje vrij hebben in mijn handbagage.

 

Mijn lief is verbaasd als hij hoort waar we al rijden en roemt mijn organisatorisch talent. Maar hoe georganiseerd ook, een file kan ik ook niet voorkomen. Dus we wachten. Vijf minuten, tien minuten, twintig. Vragen als “Gaan we het vliegtuig missen, mama?” helpen mijn humeur niet omhoog. Op vliegveld Palese in Bari gooi ik de sleutels van mijn huurauto naar mijn lieve vader die achter ons aan was gereden. Voor de gezelligheid en de zekerheid. Dat ik me geen zorgen moet maken. En ook niet hoef te wachten tot hij terug is om afscheid te nemen. We zijn een zeemansgezin, je weet toch.

 

Flo duikt de speelgoedwinkel op het vliegveld in. Mijn middelste geef ik de opdracht om haar in de gaten te houden, met mijn jongste geef ik de koffers af. De stewardess stoot haar collega aan. Dat ze een schatje is. Alsof ze zo uit de film is komen wandelen. Ik kijk naar mijn meisje en volg met mijn hand de contouren van haar hoofdje, haar ranke schoudertjes. Soms heb ik met ze te doen. Ook zij moeten laveren in het leven, zich schikken naar hun zus.

 

Bij de douane wil Flo niet door het poortje. De vrouwelijke beambte vraagt mij haar naam. “Zeg maar Flo, vooral niet Florence wat op haar instapkaart staat, dan wordt ze arrabiata oftewel boos”. Ondanks de stress die door mijn aderen giert, schiet ik in de lach als ik zie hoe ze Flo door het poortje probeert te lokken door Po de Teletubbie in haar armen te houden. Het werkt en ze geeft me een knipoog.

 

In de boarding-rij gaat Flo op een stoel zitten. Mijn telefoon in haar hand en Sesamstraat op Youtube. “Zo, die weet de volumeknop wel te vinden.” Ah, Nederlanders. Ik kijk de man aan, verontschuldig me en zeg dat ik haar maar even laat. Vliegen is best een stressvolle onderneming alleen met drie kinderen en voor mijn oudste is het extra moeilijk want ze heeft een verstandelijke beperking. Waar ik wacht op een gemoedelijk knikje, krijg ik een: “Ja, haha, nou dat had ik meteen al door, hoor.”

 

Ik besluit mijn energie te richten op wat belangrijk is; mijn meisjes.

 

We stijgen op, Flo zit naast me. Po en Pinokkio op schoot. Ik houd de handen van mijn andere meisjes vast. Even hard knijpen en we zweven door de lucht. Voor Flo heeft het alweer lang genoeg geduurd. “Gaan we nu landen? We móeten landen!”

 

Ik mis mijn man. Hij denkt in oplossingen, ik in worst case scenario’s. Terwijl visioenen zich voltrekken van een noodlanding in Venetië vanwege een paniekerend kind of stewardessen die een ontembaar meisje met een tranquilizer tot bedaren brengen, kijk ik naar links. Dat meisje waar ik me zo druk om maak, dat meisje is in slaap gevallen.

 

Middelste meisje gaat plassen “je móet mee, mama” en ik maak in het keukentje een praatje met de perser. Dat ze net een kindje heeft gekregen. Dat ze het knap vindt dat ik alleen reis met drie kinderen. En dan nog een bijzondere. Dat het toch ontzettend goed gaat. Ik zie mijn kleinste dametje met een recht ruggetje haar noodlesoepje eten, Flo in slaap met haar armpjes stevig om Po en Pinokkio heen geklemd en mijn bella bionda die haar blonde haren achterover flipt terwijl ze uit de wc stapt en bedenk dat de vrouw gelijk heeft. Ik adem diep uit en voel mijn schouders een centimeter zakken.

 

Onze weg is misschien wat hobbelig en we nemen soms een andere afslag, maar de eindbestemming, die bereiken wij ook.

 

Liefs,

 

May

Door: May-Britt Mobach

Afbeelding van May-Britt Mobach