De toch niet zo perfecte lunch
Flo is blij, de zon schijnt, de lunch is perfect, Het leven lacht. Maar dan gaat het toch nog mis.
‘Ik trakteer!’ Mijn moeder zegt het nog maar een keer duidelijk voordat we in de auto stappen. Zij wordt zevenenzeventig dus zij betaalt. Wij knikken van vooruit dan maar. We zijn speciaal voor haar verjaardag naar Italië gekomen en zullen er alles aan doen om het haar naar de zin te maken. De zon schijnt, ons lievelingsrestaurant (alleen maar Italianen of leuke Nederlanders die de streek echt kennen) wacht en onze enige hersenactiviteit van vandaag is kiezen of we voor de uitgebreide selectie voorgerechten gaan en daarna die verse vis uit de oven nemen of toch die zeldzame tagliata di manzo met verse rucola en parmezaan?
Het leven lacht, kortom. We zitten bijna achterin de zaak, precies waar we het fijn vinden. Uitzicht op zee links, op het drukke pleintje met flanerende Italianen rechts. Achter ons prikt een gezinnetje het laatste hapje van hun tiramisu. Flo heeft een fascinatie voor kleine kindjes en de Italiaanse meisjes met hun donkere haartjes en parmantige pakjes vindt ze niet te weerstaan. Voorzichtig nadert ze de tafel. Ik zie haar handje uitstrekken naar de haren van het meisje. Ik druk op de startknop van mijn uitlegpraatje. Disabilita mentale, lei ame le piccole ragazze, se vi da fastidio, mi dite, enzovoorts. Kort gezegd en vrij vertaald: ze kan er niets aan doen, bedoelt het goed en zeg het me als u er last van heeft. De man wappert met zijn hand. Non ti preoccupare, het is goed. Echt. Het meisje heet Sophia, het jongetje Marco. Ik begin over een beroemde Nederlandse voetballer van vroeger die dezelfde naam droeg. ‘Van Basten’, zegt de vader van deze Marco meteen. Als ik hem vertel dat Marco van Basten vaak in Puglia komt om hier te golfen, glimt hij. Er wordt gezwaaid, een goed nieuwjaar gewenst en de familie vertrekt.
Niet veel later wil Flo naar de speeltuin. Ik vind het prima. Als ik mijn stoel iets naar achteren schuif en bungel op de achterpoten, kan ik de glijbaan precies zien. Bovendien weet ik dat Flo binnen vijf minuten terug zal komen, verleid door de gedachte aan die perfecte tagliata di manzo.
Iets later komt het hoofd van papa Marco om de hoek. Dat er niets aan de hand is, heus niet hoor. Maar of ik weet dat ze buiten is. Ik knik. Ik weet het, maar loop even mee. Voor de gezelligheid. Buiten zie ik Flo in de zon tussen allemaal tafeltjes staan van het terras aan de overkant. Kinderen eten ijsjes, Aperol Spritz danst in glazen. Flo dartelt rond Sophia en Marco. In haar houding zie ik iets veranderen. Iets dwangmatigs neemt bezit van haar. Ik zie wat zij ziet. De rits van het jasje van Sophia zit niet dicht. Niet helemaal. En bij Flo moet alles dicht. Hekjes van huizen waar we langswandelen, de tussendeur en ja, ook ritsen. Dus daar gaat haar rechterhand. Hups omhoog met die rits. De kleine Sophia schrikt, tuimelt achterover zo boem met haar hoofd op de harde straat. ‘Mia figlia!’ schreeuwt de moeder. ‘FLO!’ roep ik. Flo rent naar het water. Struikelend over de excuses ren ik achter haar aan. Ik zie de vader van Marco die zijn kleine meisje in zijn armen heeft genomen. De ogen van de moeder, begrijpelijk, vol boosheid. Als ik nog een keer omkijk vinden mijn ogen die van de vader van het nog steeds huilende meisje. Hij knikt naar me. En de hand die het ruggetje van zijn dochter aaide, wuift nu naar mij. Non ti preoccupare, wil hij zeggen. En zo troost hij niet alleen zijn dochter, maar ook mij, dertig meter verderop.