Ren je gelukkig
Toen corona in alle hevigheid op de deur bonsde, besloten vriendin L. en ik om luidkeels ‘nee’ te zeggen.
Niet tegen corona (dat had niet zoveel zin) en ook niet tegen de quarantaine die volgde. Wel tegen dikmakers en depressies, want echt vrolijk werd ik niet van het vooruitzicht dat volgde: Niet elke dag het zwangere buikje van collega L. zien groeien (om maar te zwijgen over het zachtjes aaien ervan en de baby af en toe mogen voelen schoppen), niet op donderdag met vriendinnen K. en I. naar het plaatselijke restaurant, niet werken met vriendin D. in de gemeenschappelijke ruimte van Het Conservatorium Hotel, niet meer sporten en vooral… niet op bezoek kunnen bij mijn ouders in Italië.
De goedgeluimde inborst indachtig besloten we dagelijks een renrondje in te roosteren. Pauze voor de kinderen, uitwaaien en bijkletsen voor ons. ‘Achter-de-komma’ praatsessies werden het, waarbij ik wist dat zij die avond Tom Kha Khai-soep ging eten en ook hoe ze die gemaakt had. Kinderen waaierden om ons heen op hun fietsjes en samen herontdekten we bos en duin in de buurt. Want wat woonden we toch mooi en wat hadden we daar toch weinig oog voor in het ‘rush hour’ dat het leven voor corona heette.
We renden ons gelukkig. En een blessure. Allebei. Dat betekende rust en de onlosmakelijke verwijdering. Niks meer ‘achter de komma’. Ik had haar ineens een week niet gesproken. Daar moest verandering in komen. Wat we nu doen? Wandelen. Waarbij we ons best doen in minder dan negen minuten een kilometer te verslinden. Zweet op de bovenlip, dat is het streven. En dat lukt. Van het wandelen én het bijkletsen, want als wij ergens tot Olympische prestaties in doorstoten, is het dat laatste wel.
Ik wens je een mooie dag,
May-Britt