Mag je jezelf zijn bij je lief?
Mag je bij je eigen partner helemaal jezelf zijn, of moet je je inhouden, beleefd blijven, beschaafd? Nou ja… wat een vraag. Als je ergens jezelf mag zijn is het toch zeker in je liefdesrelatie! Ja, dat klinkt logisch. Maar Lisette aarzelt.
Ooit had ik een vriend die de gewoonte had om, als we elkaar na een werkdag weer zagen, een lang gezicht te trekken. O, wat was het weer een zware dag geweest op de zaak, o, wat was de file weer irritant geweest… In het begin ging ik hem subiet troosten en opbeuren. Maar na een tijd vond ik het eigenlijk vervelend, die steevaste begroeting-met-chagrijn. Ik vroeg of hij misschien allereerst héél even blij kon kijken als hij mij weer zag; dan zou ik het gevoel krijgen dat hij het fijn vond om me weer te zien. Zei ik. Vroeg ik. Eerst rustiger, later dringender.
Het lukte hem niet. Het was echt een ingesleten gewoonte – zodra hij mij in het vizier kreeg, trokken zijn mondhoeken vanzelf omlaag.
Het ging uit. Niet hierom hoor, maar gewoon, het werd toch niks. Na een tijd bleek dat we elkaar nog altijd konden waarderen als vrienden. Op een avond besloten we samen naar de film te gaan. Ik belde aan bij hem, de deur ging open. Zodra hij mij zag, vertrok automatisch zijn gezicht, het werd langer, hij kreeg weer die o-wat-ben-ik-zielig-uitdrukking die ik zo goed kende. Maar toen besefte hij kennelijk ineens dat ik zijn partner niet meer was. Hij trok zijn mondhoeken op, lachte en zei vrolijk: ‘Ha Lisette!’ Het gebeurde razendsnel, maar ik had het gezien. Ik begreep: als je een relatie hebt, permitteer je je subtiele vrijheden die je bij vrienden niet voelt.
Mijn lieve man, met wie ik voor mijn gevoel een prima huwelijk heb, doet ook weleens van die dingen. Midden in een gesprek in zijn neus peuteren, bijvoorbeeld. Of uitgebreid gapen. Omdat ik natuurlijk bezig ben naar hem te kijken, moet ik daar dan ook naar kijken: die neus die enigszins opzij draait en open gaat met een vinger erin, of die wijdopen mond… of ik moet demonstratief mijn blik afwenden. Tegenwoordig doe ik weleens dat laatste. Want ik vind het niet zo’n fijn gezicht, als ik eerlijk ben. En ik zie niet in waarom ik ernaar zou moeten staren.
Ooit, lang geleden, werd in de Viva de vraag gesteld: wanneer mag een nieuw vriendje voor het eerst een wind laten waar je bij bent? Als hij het te snel doet, is het een hork. Maar doet hij het nooit, dan is het de vraag of hij zich wel op z’n gemak voelt bij je… Destijds vond ik dat plausibel. Ik begin een beetje te twijfelen.
Wat vind jij?
Lisette Thooft noemt zichzelf ‘lijf- en schrijfcoach’. Ze schrijft al jaren voor vrouwenbladen en spirituele tijdschriften en is auteur van 17 boeken over persoonlijke ontwikkeling. Daarnaast is ze singer-songwriter, in opleiding tot rebalancer, moeder en grootmoeder.