Adam en Eva met hun kinderen en nazaten in het paradijs, zo voelden we ons, terug op een camping in Frankrijk die we goed kennen. Twintig jaar geleden kwamen we hier al met de kinderen. Geen muziek, geen opgefokt animatieteam, en na tien uur moet het stil zijn. Dat is nog steeds zo.
Even een flashback (kan ik nooit laten): jongste zoon, toen veertien jaar, had hier ooit gezoend met drie meisjes en zij kwamen in alle staten op de dag van ons vertrek verhaal halen. Zoon stond te douchen in het washok en dochter wapperde vaag met haar handen naar de overkant van het meer: ‘hij is dáár ergens!’ Man had namelijk geen zin in bloed aan de paal en moeilijke discussies, terwijl we bijna klaar waren met inpakken. De boze wichtjes taaiden af, zoon kwam uit de douche en Man zei: ‘Hup, in de caravan jij, gordijnen dicht, we gaan!’ Plankgas, de camping af, en de meisjes holden achter ons aan. ‘Hij is niet bij het meer!’ riepen ze. ‘Hij gaat maar mooi lopen naar Nederland, doei!’ zei dochter uit het open portierraam. Later hoorden we dat zoon de gordijntjes opzij had geschoven en nog even had gezwaaid naar de woedende dames. Wij hebben er toen wel een toespraak aan gewijd over respect en zo. Het kwam goed met hem. Hij is al tien jaar samen met zijn grote liefde en wat is hij een leuke vader.
Nu zijn we hier weer. Er is niets veranderd, behalve dat wij geen caravan meer hebben, maar een leuk huisje. Elke avond eten op de overdekte galerij, mens-erger-je-nieten met de kleinkinderen, voor ons uit staren naar de overkant van het meer en ons even nergens zorgen over maken. Omdat we toch iets cultureels willen doen, gaan we op een ochtend naar Monpazier, waar een ridderfestival is.
‘Kijk nou wat een leuke man!’ wijs ik naar een muzikant met een enige hond. ‘
Jij hoort alleen naar mij te kijken en hij kon je zoon zijn’, vindt Man. Ik zie nog een paar leukerds. Eentje is verkleed als een soort herfstboom. Met een vijgenblad voor zijn gezicht. Gezichtsbedekking dus, dat mag hier gewoon zonder dat je een bon krijgt. En beter een vijgenblad voor je gezicht dan ergens anders, wat jullie? Hij had een leren ridderbroek aan. Omdat Man niet wil dat ik naar al die kerels kijk, ga ik naar mijn favoriete winkeltje. Hij vindt dat een vreselijke winkel. ‘Als ik niet eens naar andere mannen mag KIJKEN,’ dreig ik, ‘ga ik dáár iets KOPEN!’ Maar ze hebben deze keer niets wat ik leuk vind. Ik maak een foto van de etalage.
En als Man niet kijkt, portretteer ik ook die leukerd met zijn vijgenblad. Gewoon, om af en toe naar te kijken.
Ik heb ze met geen vinger aangeraakt. Echt niet. En toch hè? Ik denk dat jongste zoon en ik enigszins op elkaar lijken. Althans, in onze jonge jaren. Allebei jonge wilden, maar geëindigd als keurige ouders.
Door: Wieke Biesheuvel
Wieke Biesheuvel werkte en woonde zes jaar in Zambia, is nu voorgoed terug en probeert het Nederlandse leven weer onder de knie te krijgen. Waarbij ze beurtelings verbaasd, boos, dolgelukkig, verward of blij is.
Leestip
Heb jij de verwarming al aangehad?
Heb jij de verwarming al aangehad?
Nee, ik doe een trui aan 36%, 153 votes
153 votes36%
153 votes
Ik doe uiteraard een trui aan, maar als het met trui te koud is gaat alsnog de verwarming aan.*32%, 136 votes