Laptopcrisis
Altijd je man over de vloer heeft voordelen. Behalve vandaag. Gisteren lukte het niet om mijn vrijdagstukje in te leveren.
Te veel aan mijn hoofd en het enige wat hielp tegen de dip, was een Scandinavische thriller en een gevulde koek.
Mensen vragen me vaak: ‘Hoe kom jij iedere keer aan een onderwerp?’ Weet ik veel? Ik doe maar wat. Zitten voor mijn laptop en wachten tot ‘het’ komt. Er kwam niks gisteren. Geen nood, dan vandaag. De Franskaatjes op de redactie zijn heel coulant, maar ze zullen best weleens een verzameling sikken van me krijgen. Goed, zit ik in de startblokken vanochtend, komt Man binnen. Die heeft sinds vorige week een laptopcrisis. Alles was weg. Ook zijn fotoboeken in aanbouw, die hij voor de kinderen aan het maken was. Die waren bijna af, op één bladzijde na, die ik moest maken (en dat had ik nog niet gedaan). Dus 1 + 1 = 2, Wieke was de Grote Schuldige aan deze ramp. Want anders had hij die fotoboeken allang verstuurd.
Enfin, hij zag ook wel in dat dit onredelijk was. De man die altijd onze computerproblemen oplost was ineens van de aardbodem verdwenen. Net als alles op de laptop van Man. Al hadden deze zaken vermoedelijk niets met elkaar te maken. Nieuwe meneer gezocht. In Cuyk. Die belde vanochtend: niks mee te beginnen, hij had de benodigde software niet, maar een winkel in een dorp verderop wel. Even terug naar Man, die mijn kamer binnenkwam, net toen ik wilde aftrappen met een enorm lollig stukje over…. (Shit, vergeten!!!) ‘Kunnen wij even mijn laptop ophalen in Cuyk en dan door naar die andere winkel, want anders gaat het weekend er overheen?’ vroeg hij beleefd, want hij mag voorlopig niet autorijden. Dus wat doe je dan? Mailtje naar de Franskaatjes, dat ik in een crisis zit.
Op naar Cuyk in de stromende regen. Laptop opgehaald bij iemand die zijn hele huis had geblindeerd. Beetje eng. Ik vermoedde een wietplantage op zijn zolder. Door naar de computerwinkel. Komen we daar, is het hele dorp opgebroken. Zat ik ineens in een straatje waar je niet in mocht. De sauna was er niks bij, zo brak het zweet me uit. Toeterende medemensen die op hun voorhoofd wezen en nare dingen riepen. Ik ging de auto uit om te zeggen dat ik achteruit zou rijden en dat het een misverstand was. De voorste bestuurder riep: ‘Stom kippig wijf!’ Hij had wel een punt. Toen we eindelijk voor de deur van die winkel stonden, joeg ik Man eruit en zocht een parkeerplaats. Alleen de rolstoelplek was nog vrij. Knipperlichten aan en hopen dat Man niet oneindig in die winkel zou gaan tuttebellen. Bingo: een boa. ‘Wij mogen hier niet staan!’ zei hij. ‘Ik weet het, maar mijn man komt echt zo terug, hij is in de computerwinkel!’ Op dat moment kwam hij eraan, in een hoosbui. Hij zag er zo zielig en verzopen uit, dat de boa zei: ‘Nou, snel wegwezen dan maar!’
Toen verzeilden we in een wirwar van steegjes vanwege die omleidingen en weer reed ik ineens in datzelfde vermaledijde, nauwe straatje waar ik eerder ook niet in mocht. Néé! Daar liep de boa. Die was, begrijpelijk, volledig klaar met mij. Zucht. Dit werd een kwestie van mijn verlies nemen. Die laptopreparatie is nu al kostbaar aan het worden, want we moeten hem een dezer dagen ook weer ophalen in dat overhoop liggende dorp. Dan ga ik nu nadenken waarover ik dit stukje eigenlijk had willen schrijven. Hoe ik een wietplantage in de kelder begin om die reparatie te betalen? Zoiets?