Komt ze nou nog?!
Het duurt zó lang dat zelfs de stortbak van de wc een poetsbeurt krijgt.
‘Ik neem ze gewoon mee naar ons huis. Tot je bent bevallen.’ Als mijn moeder iets zegt, kun je je maar beter koest houden. Ik kom net terug van mijn (derde!) accupunctuurmassage in de hoop de bevalling op te wekken. Mijn accupuncturiste is geweldig. En streng. Ik heb haar al eens eerder bezocht in mijn leven. Na een miskraam om het vruchtje ‘af te drijven’. ‘Mensen zeggen vaak dat een miskraam ontstaat als het vruchtje niet in orde is, maar ik kijk ook naar de moeder. Is zij wel klaar voor de zwangerschap?’ Dat zei ze twee jaar geleden tegen me. ‘Hoeveel weeg je? En hoeveel werk je nu eigenlijk?’ Ze vroeg het zonder het antwoord af te wachten maar had wel best boos naar mijn heupbotjes gekeken. ‘En nu naar huis. En eten.’
Dat was toen. Nu zijn die heupbotjes echt nowhere to be found. Nu ben ik al elf dagen over tijd en wil ik maar een ding. Mijn baby aan de andere kant van mijn buik. Mijn derde meisje denkt daar blijkbaar anders over want ook na deze sessie was de conclusie duidelijk. ‘Die komt voorlopig niet.’
Ontspannen is sowieso lastig voor hoogzwangere moeders die al twee kinderen hebben rondlopen. Maar is een van die twee ‘bijzonder’ en ben je diep vanbinnen ook heus een beetje bang dat je derde kind mogelijk ook net niet helemaal is zoals de maatschappij het ’t liefst wil, dan wordt het nog net even lastiger.
En dus neemt mijn moeder een besluit. De meisjes gaan met haar mee en komen pas terug als ik gedaan heb wat van me verwacht wordt. Zo lang zal het allemaal niet duren en bovendien is mijn vader er ook. Hij kan zorgen voor het zoontje van mijn broer – want op hem passen ze ook een dag per week.
Ik gesp de gordels vast, leg een theedoek over hun schoot, geef mijn meisjes allebei een afleidingsraketijsje en zwaai tot het autootje van mijn moeder een stipje is geworden.
Daar zit ik dan. In ons huis dat zo is ingericht op kinderen. Ik wacht en wacht en wacht. Want dat derde meisje, dat zit daar blijkbaar prima.
Elke kamer van ons huis is netter en schoner dan een vijfsterrenhotel. Alleen de ingenieuze opstelling van de badkamerbeestjes die Flo de dag van vertrek met militaire precisie heeft neergezet, durf ik niet aan te raken.
Terwijl ik de binnenkant van de stortbak van de wc schoonmaak (ik ben dus echt heel erg hoogzwanger), ploppen de foto’s binnen op mijn Whatsapp. Mijn meisjes zijn bij speeltuin zestien in Overijssel.
Aan het eind van de dag bel ik ze op. Middelste meisje wil mama spreken. ‘Ik hoef geen luier meer, mam. Dan heb je meer tijd voor de baby straks. Met Flo gaat het goed. Ze staat wel vaak bij de deur om je te zoeken.’ Eigenlijk is mijn tweede mijn eerste kind. Zo wijs, zo verantwoordelijk. ‘En mam,’ ze is net drie hè, net drie, ‘ik heb de naam van de baby nog aan niemand doorverteld. Maar je moet nu wel opschieten want ik houd het bijna niet meer binnen.’
Het is donderdagnamiddag en de verloskundige heeft gezegd dat als de baby vrijdag niet komt, ik maandag naar het ziekenhuis moet om de bevalling op te wekken. Daar heb ik dus geen zin in. Ik wil het nu. Ik knap van nieuwsgierigheid naar onze baby en vooral ook wil ik mijn meisjes terug want die zitten inmiddels al twee weken bij mijn ouders. En de speeltuinen in Overijssel zijn bijna allemaal bezocht.
Die avond drinken we een glaasje met de buren. Zij iets alcoholisch, ik mijn vierhonderdachtendertigste Crodino. Nog een reden om te bevallen. Wijn. Maar voel ik daar nou iets?
Ja, ik voel iets. Maar echt heel enthousiast is ons meisje nog niet. Of hij toch maar wel thuis wil blijven, vraag ik aan mijn lief. We doden de dag met ‘La Meglio Gioventu’ (onze lievelingsfilm die zes uren duurt, ideaal bij bevallingen. Heb ik al twee keer eerder gedaan. Met succes.)
Wat nou spoed, volgens mij zit hier iemand voor je neus te bevallen
Het is een warme, midzomerse vrijdagmiddag als de verloskundige en de kraamverzorgster onze slaapkamer vullen. Het is druk in bevallingsland, dus het meeste hebben geliefde en ik samen gedaan. Als de persweeën wegblijven (ons meisje heeft het dus écht naar haar zin daarbinnen) en ik bijna alsnog naar het ziekenhuis moet, krijgt de verloskundige een spoedtelefoontje. Ja, ik denk ook: wat nou spoed, volgens mij zit hier iemand voor je neus te bevallen? Maar oké.
Dan richt de kraamverzorgster zich tot me – denk type moeder Martin Moreiro: ‘De andere twee heb je thuis gekregen, deze gaat ook lukken.’ Ik ruik dat ze net koffie heeft gedronken, doe blijkbaar wat ik moet doen en houd tien minuten later het allerliefste meisje van de wereld in mijn handen. In haar leeftijdscategorie dan. Mijn andere twee favorieten mis ik zo dat ik een scheur in mijn buik voel.
De volgende ochtend hoor ik de zware auto van mijn vader het parkje waar we aan wonen oprijden. Mijn liefde doet de deur open terwijl ik op ons bed het verse mensje vasthoud. Nee, ze mogen niet meteen naar boven, eerst even naast papa komen zitten op de trap. ‘Gisteravond’, begint hij zachtjes maar o zo duidelijk. ‘Gisteravond, is jullie zusje geboren.’ Gejuich. ‘Jullie mógen naar boven. Ik heb zelfs een ontbijttafel voor jullie gedekt in onze slaapkamer.’ (Had ik al gezegd dat ik de allerleukste man van het universum heb, trouwens?) ‘Maar jullie moeten rustig zijn. En voorzichtig.’ ‘Aaien’, zegt Flo. ‘Juist, aaien.’
Het volgende moment stormen twee blauw-wit gestreepte jurkjes mijn slaapkamer binnen. Vlak voor ons bed komen ze tot stilstand. ‘Is daar nou eindelijk Igoné?’ vraagt Belize. ‘Zachtjes aaien’, zegt Flo. ‘Zácht-jes aaien.’
Ik ga ontzettend mijn best doen om voor dit nieuwe leven een beetje een behoorlijke moeder te zijn. Een ding heb ik in ieder geval goed gedaan. Dit kleine, nieuwe meisje heeft de warmste, zachtste, buiten de lijntjes van het leven kleurende zusjes die je maar kunt bedenken.
May-Britt Mobach is hoofdredacteur van Amayzine.com. Ze weet alles van mode en beauty, maar is ook nog een mens met drie dochters en een drukbezette man.
Fotografie: Esmee Franken, visagie: Linda van Iperen, haarstylist: Mandy Huijs