Knuffel

 

 

Een nachtelijk gesprekje in de hut. Of het hoofd van zusje Flo niet even gerepareerd kan worden, net zoals bij opa’s hart, vraagt Belize aan May-Britt.

 

 

Ik lig tussen een kluwen kinderen. In het vooronder van een boot die heus drie hutten heeft, maar dat krappe plekje naast mama is toch favoriet. ‘Snuffel je even zoals een konijntje? Met je neus?’ vraagt Flo in haar halfslaap. Ik snuffel achter haar oortje en zie ineens weer dat moedervlekje dat je alleen kunt zien als je haar oorlel net een beetje optilt. Alleen geliefde en ik kennen dit kleine geheimpje. Dan tikt jongste popje op mijn schouder. Of ik niet met mijn rug naar haar toe wil liggen. Vindt ze ongezellig. Ik ga maar niet uitleggen dat ik zo op mijn zij de minste ruimte inneem en er altijd iemand ‘de rug’ krijgt. Maar Flo ademt alweer diep dus ik kan kantelen richting de volgende kandidaat.

 

Mensen kijken ons aan alsof we een vergevorderde staat van hersenverweking hebben, maar wij vinden het fijn

 

Herfstvakantie. Ik had behoefte aan serieel knuffelen en tot vervelens toe voorlezen, dus heb ik met mijn vader een boot gehuurd. Varen in Friesland. In de herfst. Mensen kijken ons aan alsof we een vergevorderde staat van hersenverweking hebben, maar wij vinden het fijn. Gaan waar de wind ons brengt (in ons geval de motor, maar wind klinkt stukken romantischer) en samen zijn op een krappe twintig vierkante meter.

 
De drie meisjes mogen allemaal een tas vullen met speelgoed. Jongste twee staan binnen vijf minuten voor mijn neus. Gevulde rugzakken, slangenknuffel als sjaal om de nek gewikkeld en nog twee extra tasjes met Playmobil, en of die eenhoornhaarband met regenbooghaar ook mee mag. Flo komt er niet uit. Haar speelgoedverzameling (‘Dat ís geen speelgoed, dat zijn knúffels!’) past onmogelijk in de tas die ze mee mag nemen en kiezen is geen optie. De knuffels blijven thuis. Papa gaat niet mee, want werk, en belooft goed voor de knuffels te zorgen. En af en toe een foto te maken. ‘De knuffels blijven thuis.’ Flo lijkt het zelf ook een verstandige beslissing te vinden. ‘Daaag knuffels. Tot de volgende keer.’

 
Jongste meisje zit de hele vakantie op mijn schoot gelijmd. Die heeft daar geen Pattex voor nodig. Met duim en de twee sleetse Elsa-poppen. Flo dartelt heen en weer en vraagt om de vijf minuten of we thee willen. Als ze dan toch in het keukentje is, kan ze meteen stiekem haar hand in de zak chips laten verdwijnen. Als ik haar betrap, begint ze toch te lachen.

 
Middelste meisje kan al navigeren. Mijn vader is kapitein moet u weten, en Belize is de gedroomde leerling. ‘Ik stuur twee spaakjes naar bakboord, Kiek. Recht zo die gaat!’ Er wordt een app gedownload waarmee ze de planeten kan vinden. Ze kent ze allemaal. Al lang. ‘Maar Pluto mag je geen planeet noemen, mam. Dat weet je toch wel?’ Ze kirt achter het roer en ik duik in boek drie.

 
De nachten zijn het fijnst. We liggen zij aan zij in het vooronder en kunnen door het kleine raampje naar de sterren kijken. Omdat ik tegelijk met de meisjes in slaap val, en gewend ben aan nachten van max zes uur, ontwaak ik rond een uur of drie. Bel ook. ‘Mam, kan autisme overgaan?’ Ik antwoord dat Flo wel over bepaalde dingen heen kan groeien. Ze zal meer begrijpen van de wereld om haar heen. Maar Flo zal altijd anders blijven. ‘Ik denk wel eens…’, gaat ze verder. ‘Kan een dokter niet haar hoofd opensnijden en dan een klein draadje vervangen zodat alles het weer doet. Net als bij opa en zijn hart. Dat denk ik soms.’ Ik zeg haar dat wij dat soms ook denken. Een kleine verbinding die verstopt lijkt en alles blokkeert.

 
Dan hoor ik gewoel naast me. Flo. Ze wordt een beetje wakker, draait zich naar me toe en zegt: ‘Ik vind je lief, mama.’

 

‘En wij jou, Flo’, fluistert Bel. ‘Tot aan Pluto en terug.’

 

Door: May-Britt Mobach

Afbeelding van May-Britt Mobach