Kerst 2054
‘Vrolijk kerstfeest, jongen. Goede nacht gehad?’
‘Ehhhh, even mijn app checken… Ja! Drie uur slaap, hart klopt nog, en geen koorts.’
‘Mooi! Zal ik een ontbijtje in de blender mikken?’
‘Lekker. Deden jullie dat vroeger ook met kerst?’
‘Nee, toen bakten we nog broodjes. En die besmeerden we dan met jam van echt fruit. Dat bestond toen nog. Eitje erbij. Heerlijk!’
‘Eitje?’
‘Ja, die werden gelegd door kippen. Maar de kippen waren nog niet gekloond vóór de grote vogelgriep van
‘32, dus die bestaan niet meer. Net als varkens.’
‘Je bedoelt broedmachines voor transplantatie-nieren?’
‘Ja, ook. Maar héél vroeger rolden varkens gewoon lekker door de modder, en daarna aten we ze op. Pas toen ze met 80.000 tegelijk in stallen moesten, ging het mis. En na de brand van ‘28 – die we nu jaarlijks herdenken om te zorgen dat zoiets nóóóit meer gebeurt – waren er nog maar drie over die voor nieren konden zorgen. Dat ging natuurlijk niet. Dus toen het fokprogramma ook nog eens mislukte, mocht het varken naast het meisje uit Groningen in het museum staan.’
‘Mag ik straks buitenspelen, opa?’
‘Kun je niet beter op zolder gaan? Daar ligt nog sneeuw!’
‘Nee, da’s al weg. Vanmorgen is de stooktijd weer ingegaan.’
‘O. Oké. Ga dan maar buiten. Maar niet langer dan tien minuten en eerst op de zuurstofradar kijken, hè! Wellicht moet je een zuurstofpak aan.’
‘Ik zag laatst een oude foto van Jeff Bezos. Hen had in uw tijd ook al een zuurstofpak aan, hè? Dat was toen toch nog niet nodig?’
‘Nee, dat was een ruimtepak. En nog van vóór hen “Bezos Eiland” stichtte. De planeet waar je oma en mama nu wonen.’
‘Ach, mama. Raar dat ik haar alleen van mijn wandscherm ken. Vroeger kwamen jullie met kerst allemaal samen, toch?’
‘Ja, maar toen mocht je nog lopen en fietsen. En als je iets verder wilde nam je de railway. Maar dat was pas nadat auto’s verboden werden, omdat ze veel te veel stroom verbruikten.’
‘Hadden jullie toen ook al beamer-kerstbehang?’
‘Nee, joh. Toen zette we nog gewoon bomen binnen. Met lichtjes en balletjes erin.’
‘Bomen?’
‘Ja, die groeiden toen nog buiten, en ze zorgden voor zuurstof.’
‘O, wat handig. Waarom hebben we die dan laten verdwijnen?’
‘Tsja, jongen… We mochten toen alles nog zelf beslissen. En we wilden allemaal iets anders. Iedereen dacht toen alleen aan zichzelf. Dom, hè?’
‘Zeker. Ben ik blij dat ik nu leef.’
‘Ja, vroeger was alles veel slechter.’
‘Zijn er nog fruitpillen, trouwens? Mijn app piept dat mijn vitamine C te laag is.’
‘Ja, in de oude drankkast, waar vroeger de alcohol stond. Dat dronken wij ooit voor de gezelligheid, wist je dat? Af en toe een glaasje. Was echt lekker. Maar in de rampnacht van ‘38 – toen er een hele generatie jeugd wegviel door drugs, gassen en sappen – werd alles in een keer verboden. Jammer hoor.’
‘Gelukkig waren er toen nog een paar vrouwen bereid om een nieuwe generatie te maken. Toen konden we weer langzaam beginnen met opbouwen. Met mensen fokken voor al die lege huizen.’
‘Ja, en die huizen werden toen nog gebouwd door echte mensen met een cv, wist je dat?’
‘Een cv?’
‘Ja, dus niet zo’n schermpje waarmee je nu aantoont wat je allemaal aan jezelf hebt laten doen. Nee, een heus document waarmee je kon aantonen wat je allemaal had geleerd, en wat je kón. Gouden tijden waren dat.’
‘Ach, misschien komt dat wel weer, opa.’
‘Ik hoop het jongen. Maar ik denk het niet. Zeg, als je straks binnenkomt mag dan de kachel een uurtje aan? Dan kunnen we de buurjongen misschien ook uitnodigen? Die vind je toch leuk?’
‘Ja, maar het kan niks worden tussen ons. Ik heb traag zaad. Dat hebben ze op het consultatiebureau al geconstateerd, en dan werken onze broedmachines niet samen. Dus zit een relatie er helaas niet in.’
‘Ach, wat jammer. En een draagmoeder van de vrouwenplaneet dan?’
‘Nee, hoor. Dat vind ik zó ouderwets. Da’s net als kerst van vroeger.’