Kennen we onze kinderen echt?
Jarenlang werkte ik in een grachtenpand dat grensde aan de tuin van het Achterhuis.
Op een dag werd, na een breed gevoerde landelijke discussie, de zieke kastanjeboom waar Anne Frank op uit had gekeken en over had geschreven in haar dagboek, uiteindelijk toch omgehakt. De onttakeling vond plaats voor het raam van mijn werkkamer. Het was een operatie die twee dagen duurde. De boom werd voor mijn ogen in stukken gezaagd en als aandenken kreeg ik een plak, die nogal altijd in mijn keuken prijkt.
Er was dus nogal wat dat me bond aan dat Achterhuis, maar gek genoeg had ik het nooit bezocht. Toen het er eindelijk van kwam, werd ik het meest geraakt door een filmpje waarin Otto Frank vertelde wat het dagboek van Anne voor de kijk op zijn dochter had betekend.
Vader Otto had altijd een goeie relatie met Anne gehad, ze was zijn oogappel. En toch had hij na het lezen van haar dagboek beseft dat hij zijn dochter nooit écht had gekend. Niet zoals ze in haar schrijven aan hem was verschenen. Anne was een meisje dat oneindig veel vertelde, maar pas na het lezen van haar dagboek drong tot hem door dat hij van haar diepere gevoelens geen enkel idee had gehad. Dat maakte me intens somber. Pas toen ze er niet meer was, had hij zijn dochter echt leren kennen. Een verdriet dat je pas echt kunt invoelen als je zelf kinderen hebt, denk ik. Het verlangen naar een vertrouwensband met je kind is toch een oerwens van iedere ouder.
Hoe hartverscheurend het moet zijn als je erachter komt dat je die intimiteit niet hebt weten te winnen, drong zich weer pijnlijk op toen ik vorige week de documentaire Schijnstudent zag.
In deze documentaire, die ik je beslist aanraad terug te kijken, zie je twee radeloze ouders en drie door verdriet verscheurde zusjes die achterblijven na de zelfdoding van hun dochter en zus Dianne. Op de dag dat de Leidse geneeskundestudent Dianne haar bul in ontvangst zou nemen, trof haar familie haar dood aan. Er bleek geen diploma op te halen. Dianne had zes jaar lang gedaan alsof ze studeerde, maar in werkelijkheid was ze al meteen na een mislukt eerste jaar uitgeschreven. Tot in detail had ze daarna een leven als student geveinsd. Ze appte haar moeder af en toe een foto in een witte jas, deed alsof ze coschappen liep in diverse ziekenhuizen, kwam dikwijls naar het ouderlijk huis om plichtgetrouw te blokken voor tentamens en vertelde haar zusjes dan spectaculaire verhalen over de snijzaal.
Haar werkelijke leven was al die jaren leeg en stil geweest, zonder vrienden, zonder bezigheden. Dianne had waarschijnlijk hele dagen op haar kamer doorgebracht en daarbij zichzelf getraind nauwelijks geluid te maken, zodat ook huisgenoten niet zouden vermoeden dat ze niet in de collegezaal maar gewoon moederziel alleen thuis zat. Dianne had geen brief achtergelaten. Haar computer en telefoon had ze voor haar dood zorgvuldig gewist. Niets gaf de familie nog een aanknopingspunt om te achterhalen wat er in hun dochter en zus was omgegaan. Het vrolijke lieve meisje dat ze thuis in Brabant zagen, had dat wel bestaan?
Ze waren een gewoon gezin, zo werd in de documentaire door de familieleden steeds benadrukt. Ook voor de kijker was duidelijk dat er harmonie, liefde en warmte in deze familie bestond. Hoe had het dan toch kunnen gebeuren dat niemand haar lijden had gevoeld? Waarom had Dianne niemand in vertrouwen durven nemen?
Ik dacht weer aan Otto Frank, die in het filmpje vertelde dat hij ervan overtuigd was dat de meeste ouders hun kinderen niet echt kennen. Toen ik dat filmpje zag, hoopte ik nog dat dit kwam door de generatiekloof die in die jaren nog vaak onoverbrugbaar was. Praten over gevoelens, dat hebben zowel ouders als kinderen van nu inmiddels wel geleerd, zou je denken.
Blijkbaar niet. Als ouders is het laveren tussen het gunnen van privacy en het zoeken naar dieper contact met je kind. Het moet vreselijk zijn om achter te blijven met de knagende vraag of je te veel naar een bepaalde kant bent doorgeschoten.