Kamperen in je eigen huis

 

Het huis wordt geschilderd. In de bijna veertien jaar dat we er wonen is er geen kwast meer over de muur gegaan. 

 

 

In driftbuien is met deuren geslagen, tijdens feestjes is met voetzolen tegen muren geleund. Een te sterke vlam van een kaars heeft zwarte vegen afgegeven, de nageltjes van de hond hebben de posten kaal gekrabd. Volgens mijn lief kon het echt niet meer, dat afgebladderde houtwerk en de scheuren in het stucwerk. Er zouden werkmannen komen. Het was meer een mededeling dan overleg. Nu gaat het altijd zo bij ons, hij regelt de grote lijnen, ik de details. Al te veel had ik me dus vooraf niet in deze exercitie verdiept. Zegt maar gerust niet. Misschien ook maar beter. Als ik had geweten wat me te wachten stond had ik gesmeekt of we alsjeblieft de boel verder mochten laten afbladderen. Liever dan dit. 

 

Alles ligt onder het stof, voortdurend jankt er een boor. Schuurmachines zoemen, het hele huis stinkt en ik durf nauwelijks nog naar mijn eigen wc. Al het meubilair wordt in één kamer geschoven. Slechts het puntje van onze eettafel is bereikbaar. Daar eten we ‘s avond in het felle licht van de bouwlamp. Onze eigen sfeerverlichting staat achter de bank die weer bepakt is met dozen boeken. We leven op de slaapkamer. Alsof we in een hotel wonen, waar je niet meer kan dan languit op bed op je telefoon scrollen. 

 

Of hotel, de situatie heeft meer van het comfort van een jongerencamping, met z’n herrie en viezigheid. 

 

De enige die echt blij is op dit moment is Molly, onze hond. Ze is dol op nieuwe mensen. Nu heeft ze er iedere dag drie. Grote vrolijke mannen, die bovendien allerlei lekkers bij zich blijken te hebben. Wij weten inmiddels dat onze levende kruimeldief altijd honger heeft en dat alles wat eetbaar is dus op veilige hoogte opgeborgen moet worden. Maar de schilders staan wel even beteuterd te kijken als ze hun boterhammen met plastic en al tussen de kaakjes van onze terror-dog verslonden zien worden. Dagenlang poept Molly slierten van in de lengte opgerolde boterhamzakjes. Haar drolletjes zijn wit, nog net geen RAL 9010. Ze rent de hele dag uitgelaten door de afgekrabde verfschilfers en ligt jankend voor de deur als de jongens het beu zijn en haar op de gang zetten. 

 

Just her luck dat het allemaal veel langer zal gaan duren dan gepland. 

 

Ondertussen maak ik me zorgen om mijn kerstboom. Waar in deze puinzooi kan ik die nou opzetten?                       

 

Er zijn genoeg redenen om deze dagen in een depressie weg te zakken. Ik noem een aanhoudende regen of de hopeloze kabinetsformatie. Als je daar al last van hebt geef ik je een tip: haal de winterschilder niet in huis.  

 

Door: Esther Goedegebuure