It’s a dog s life
Cecile Narinx van Harper’s Bazaar noemde haar mijn ‘tweede kans’ teckel. Een briljante omschrijving. Ik heb haar inmiddels een paar maanden en kan me geen leven meer zonder haar voorstellen.
Een klein braaf pubertje toen ik haar van de fokker kocht. Een poosje daarvoor had ze een nestje gehad, haar buikje nog wat slap en tepels opgezwollen. Een beetje kale plekken ook die het duidelijk maakten dat de zwangerschap haar niet in de koude kleren was gaan zitten; twee weken daarvoor was ze 2 geworden.
Vanaf het allereerste moment zijn Nhaan en ik onafscheidelijk. Een teckel met lichtgouden ogen en een bruin gemêleerd vachtje. Eentje die weinig tot niet blaft. Een uitzondering. De enige momenten waarop ze blaft, is wanneer ik uit het zicht ben. Alles is goed, zolang ik er maar ben. Een gevalletje verlatingsangst. En dus gaat ze, waar het maar kan, met me mee. Naar de studio, op bezoek en naar restaurants. In de auto heeft ze haar reisbench waar ze heel gelukkig en tevree in gaat slapen. Ze weet het al als ik ‘auto’ zeg. Ze loopt dan braaf naar de auto en gaat erachter zitten, wachtend om te worden opgepakt en in haar bench te worden gezet. Met een botje natuurlijk. Haar eigen ‘holletje’. Als de temperatuur het toelaat, wacht ze er ook gedwee in als ik voor een snelle boodschap de winkel inga.
Vanaf het eerste moment heb ik haar geleerd los te kunnen lopen. Ze houdt me in de gaten en als ze in het bos haar neus achterna rent, hoef ik haar maar te roepen (nou ja, twee of drie keer) en dan komt ze aangerend.
‘Niet op de bank’ heb ik zegge en schrijve één week volgehouden. Sindsdien ligt er een vachtje voor haar, dat ze braaf als haar plek beschouwt. In de studio ligt ze aan haar riem met een vrijheidscirkel van zo’n anderhalve meter. Zonder probleem. Maar in restaurants is dat niet zonder slag of stoot gelukt. Ja, ze gaat braaf liggen, dat wel. Maar de eerste keer dat ik met haar en een vriendin in een restaurant ging lunchen en tegen de bediening nonchalant zei: ‘Nee joh, ik houd mijn jas wel bij me, die hoef je niet op te hangen’ was een duidelijk ‘leermomentje’. Want toen ik op een gegeven moment al pratend opzij keek, dacht ik verbaasd ‘Wat liggen daar nou voor oranje vlokken op de grond?’. Het duurde vervolgens nog ongeveer dertig seconden tot het tot me doordrong dat ze dezelfde kleur als mijn jas hadden. Het enige waar ik op dat moment blij om kon zijn, was dat het niet een jas van iemand anders was. Die jas was dus een goede les, net zoals een vest dat de grond raakte en de hengsels/handvatten van twee tassen (jaja, een ezel enz.). Inmiddels speur ik de omgeving dus naarstig af om te zien of er iets bij haar in de buurt ligt of staat.
Aan tafel krijgt ze absoluut geen eten van mij of mijn disgenoten. En nee, dat is niet zielig, maar beter voor mens en dier. Nhaan weet zo dat de enige plek waar ze eten krijgt de keuken is en gaat dus braaf liggen en ik weet precies wat ze binnen krijgt (op die jassen en tassen na, dan).
Ze eet BARF. Nu denk je misschien: wat is in hemelsnaam BARF? De afkorting staat voor Bones and raw food. Ik heb ‘em niet bedacht, maar zo heet de manier van eten nu eenmaal. Vers rauw vlees uit de diepvries. De fokster gaf haar en de andere hondjes ook regelmatig zachte kippenkarkassen of kipvleugels. En nee, nu niet boos worden. Ze kunnen het rauw wel verteren en niet in bewerkte (gegaarde) vorm. Soms geef ik haar kortgekookte doperwtjes of sperziebonen door haar rauwe voer, maar een enkel keer kook ik het vlees heel kort in een beetje water en geef het haar lauw in de ‘bouillon’: heerlijk vindt ze het. Want je begrijpt, ook een teckel heeft recht op lekker eten.
Janny van der Heijden draagt graag jurken, pakjes en hoge hakken. Bekend als stijlvol jurylid van Heel Holland Bakt en presentatrice van Landinwaarts, schrijft ze dagelijks over eten, drinken en koken en proeven. Dat doet ze elke zondag bij ons. Janny schreef verschillende kookboeken. Ze heeft twee zoons en is oma van twee kleindochters.