Italianen, ik zal ze nooit begrijpen

Toen wij zeventien jaar geleden besloten om een tijdje onze tent (dit is spreekwoordelijk, dat begrijp je. Liever droge pasta etend op de Via Lanza in het centro storico dan kaviaar sabbelend in een vouwwagen) op te zetten in Rome, regende het vragen.

 

 

“Naar Itálië? Ben je niet bang voor de maffia? De chaos?” 

 

Voor de maffia was ik niet zo bang, want die zouden wel heel slecht in hun werk zijn als wij hun meest interessante object zouden zijn. Ik zou op een vettere vis jagen als ik hen was. En de chaos, die leek me wel charmant. Altijd gespreide vingers voor de ogen waar je heel veel doorheen kon zien. Een agent die zijn bonnenboekje terugschoof nadat jij hem met het hoofd scheef en de handen in bidpositie voor de borst had aangekeken. Een school die nooit op tijd zou beginnen. Ik zag eigenlijk alleen maar voordelen.

 

Nog voordat we aan onze Italiaanse cursus op het Piazza d’Orologio begonnen, maakte ik al kennis met het overgereguleerde Italië. Italianen waren helemaal niet van de ik-zie-het-door-de-vingers-club maar bleken fervent liefhebbers van stempels, vignetten, diploma’s, registratienummers, kopieën en andere ‘documenti’. Een eenvoudig scootertje kopen veroorzaakte me bijna een burn out. En dat tijdens je sabbatical. 

 

Dat de les altijd stipt om 08:45 begon en de insegnante furieus werd als je je huiswerk niet had gemaakt, verbaasde me dan ook minder dan het me drie weken daarvoor zou hebben gedaan. Live by the rules werd ons nieuwe motto, want anders had je hier geen leven.

 

In tijden van corona werd in Italië de broekriem van de regels nog eens stevig aangetrokken. Liep je van je strandbedje naar de zee dan stond er wel een man in uniform die gewapend was met een thermometer. Wilde je van je tafeltje naar de wc lopen in een restaurant? Mondkapje verplichtissimo. Maar dat alle Italianen daarna op het strand stonden bij te beppen, zo op elkaar gepakt dat zelfs bliksardientjes er nog claustrofobisch van zouden worden, daar hadden alle suppoosten dan weer helemaal lak aan. En dat mondkapjes soepeltjes van mond naar ellenboog werden bewogen (het ellenboog-mondkapje was dé beach-dracht van zomer 2021) dat gaf natuurlijk allemaal helemaal niets. 

 

Anderhalve meter was reuze belangrijk als je het restaurant ín liep, maar dat aan tafel complete families bij elkaar op schoot kropen; nessun problema.

 

Deze zaterdag verliet ik ons geliefde Italië weer. Brief van de huisarts waarin staat dat onze oudste vanwege haar verstandelijke beperking een mondkapontzegging heeft, al onze vaccinatieboekjes (met stempels; jeeej!) en verse mondkapjes paraat spring ik gedwee door alle hoepels om het vliegveld in te komen. Temperaturen en weer die corona-app en gele boekjes laten zien (ik doe het allebei, ik ben voor geen gat te vangen), handen desinfecteren en ga zo maar door. Vlak voor het boarden moet ineens iedereen plassen. Ik trek mijn meisjes mee naar de wc’s en open de gehandicapten-wc. Mijn dochter zit weliswaar niet in een rolstoel; ook zij heeft hulp nodig bij alle “handelingen”. En als ik er dan toch ben, dan neem ik mijn kleintje natuurlijk ook mee. De deur zwaait open en er stapt een streng kijkende man naar buiten. Een jakje met een lichtgevend randje over zijn uniform, de epualetten trots richting de hemel geduwd, glimmende knopen en een pet de nog net ruimte geeft aan de ferme wenkbrauwpartij. Hij kijkt ons aan, ziet geen rolstoel en wappert streng met zijn wijsvinger. Non, non, jullie wc is daar en hij knikt naar de rechts. Ik recht mijn rug, scherm met de term ‘disabilità mentale’ (heb ik net nog even opgezocht) en zet mijn ontzettende i-won’t-take-no-for-an-answer-blik op.

 

De man kijkt een beetje beduusd, maar laat ons naar binnen. Nu snel plassen en dan redden we het net. Mijn kleinste kijkt me met samengeknepen oogjes aan. Dat het hier stinkt. Ik knik. Door je neus ademen en opschieten; beste remedie. En de enige. Maar het stinkt echt, anders. Ik laat mijn mondkap zakken en wordt overvallen door een enorme hoestbui. Ik ruik niet de bekende wc-geuren, maar de damp van een zojuist in de haast uitgedrukte sigaret. Die strenge suppoost met het wijzende vingertje; die had hier gewoon lekker even een kwartiertje zitten roken. Op het gehandicaptentoilet. 

 

Gli Italiani, ze blijven me verbazen en verrassen.

 

 

 

Door: May-Britt Mobach

Afbeelding van May-Britt Mobach