De zoon van Ingrid werd geschept door een auto

 

 

Vijf jaar geleden werd Ingrids tienerzoon op zijn brommer geschept door een auto en raakte daarbij ernstig gewond. De dader reed door. Sindsdien is haar leven en dat van hem voorgoed veranderd.

 

Ingrid (59): ‘We wonen in Frankrijk. Op de weg, niet ver van ons huis, zag het die avond, vijf jaar geleden, blauw van de zwaailichten en werd een nachtmerrie waarheid. Mijn jongen, mijn zoon, lag op de grond, op zo’n harde plank, aan de beademing. Totaal in de kreukels. We mochten niet naar hem toe. Als ik er nu aan terugdenk, kan ik alleen maar zeggen dat ik naast mezelf stond. Ik gilde steeds dat ik naar mijn kind toe wilde, maar tegelijkertijd was ik er niet echt. Een heel rare ervaring.

 

Om negen uur ’s avonds was Benjamin op zijn brommer van huis vertrokken, om met zijn vrienden een beetje rond te hangen bij de rivier. Hij had me een kus gegeven en ik had gezegd: ‘Oké, om twaalf uur thuis hè?’ Om tien voor twaalf zaten mijn man Arno en ik thuis nog een beetje te kletsen, toen er werd aangebeld. De politie. Mijn eerste gedachte was: Oh, die jongens hebben iets uitgehaald. Maar Ben bleek aangereden door een automobilist. Een omstander had zich over hem ontfermd en hulp ingeroepen. De dader had een bocht afgesneden en, ongelofelijk maar waar, was doorgereden na het ongeluk.

 

Gebroken armen en benen, een gescheurde milt, een ingeklapte long, gebroken bekken, beschadigde zenuwen en hersenbeschadiging. En dat was nog niet eens alles. Met de helikopter is mijn zoon naar het ziekenhuis gebracht. Pas de volgende ochtend mochten we bij hem. Daar lag hij dan, aan de beademing. De eerste vijf dagen zeiden de artsen elke dag dat hij het waarschijnlijk niet zou gaan halen.

 

‘Was de ambulance vijf minuten later geweest, dan was Benjamin op straat overleden’

 

Ik heb in die dagen tegen de muren geschopt en heel hard gegild. Uit totale frustratie. Ik zag mijn kind voor me toen hij net geboren was, zo perfect. En nu lag hij daar, helemaal kapot. Kapotgemaakt. Door iemand van 21 jaar, die net een week zijn rijbewijs terug had dat was ingenomen wegens roekeloos rijden. Hij bleek een bekende van de politie. Van getuigen hoorden we dat deze jongen na het ongeluk nog op de ‘plaats delict’ terugkwam om onderdelen van zijn auto op te rapen. Ondertussen roepende: ‘Ik ga niet naar de gevangenis!’ Aan de man die zich over mijn zoon ontfermde heeft hij gevraagd: ‘Is ie dood?’ En toen is hij vertrokken. Terwijl mijn zoon voor dood op de weg lag. De dokter zei nog: ‘Als er vijf minuten later hulp was gekomen, had hij het niet gered en was hij op straat overleden.’

 

Benjamin is blijven leven. Als we bij hem waren, zagen we dat zijn hartslag omhoog ging. Hij moet ons hebben ‘gevoeld’. Na een maand in coma te hebben gelegen, deed hij heel af en toe zijn ogen open. Daarna werd hij van de beademing afgehaald. Beetje bij beetje ging het beter. Eerst een lachje, toen weer eens een grijns en op een dag zei hij toen de dokter binnenkwam ineens, met een hele lage stem: ‘Bon-jour’. Een mijlpaal. Dat hij terug zou komen, was duidelijk, maar niemand wist hóe. Benjamin moest opnieuw leren ademen, slikken, praten en bewegen.

 

Mijn zoon heeft een half jaar in een revalidatiecentrum gezeten. Toen hij uit coma kwam, kregen we een kind terug dat bijna niks meer kon en dat zich heel langzaam ontwikkelde. In het revalidatiecentrum zette ik hem onder de douche, voerde hem, veegde zijn billen af, verzorgde zijn wonden. Dat kostte veel energie. En ondertussen was er die enorme woede die ik steeds maar voelde ten opzichte van de dader. Vorig jaar ben ik ingestort. Ik kreeg hartkloppingen, paniekaanvallen. Vier maanden lang heb ik alleen maar een beetje op de bank gehangen. Slapen lukte niet meer. Toen ben ik naar een psycholoog gegaan. Ik kreeg oxazepam om rustig te worden en heb heel goed kunnen uitspreken wat ik voelde. Dat heeft me enorm geholpen.

 

Een half jaar na het ongeluk was de rechtszaak. In de zaal zaten we tegenover de dader. Ik keek hem aan, maar hij keek naar de grond. ‘Begrijpt u wel wat u gedaan heeft?’ vroeg de officier van justitie. Maar hij mompelde alleen. Twaalf maanden celstraf, drie jaar rij-ontzegging en een boete van drieduizend euro kreeg hij. Ik kon alleen maar denken: ik wil hem dood! Mijn man stond en staat er heel anders in, die is een stuk vredelievender en zegt dat hij zijn energie liever steekt in Benjamin. Natuurlijk heeft hij daar gelijk in, maar het frustreert me ook weleens dat hij zo rustig kan blijven.

 

Het is moeilijk te verdragen dat zo’n jongen gewoon verder leeft. Hij vindt dat hém iets is aangedaan, door zijn gevangenisstraf. Op de momenten dat het slechter gaat met Ben, voel ik die boosheid. Benjamin is al honderd keer geopereerd en nog steeds heeft hij allerlei klachten. Nu moet hij weer een scan laten maken omdat zijn benen zo trillen. Soms is hij heel depressief omdat hij zich realiseert dat hij alles kwijt is: zijn studie, zijn leven, zijn vrienden.

 

Op een gegeven moment heb ik met een vriendin een voodoopoppetje gemaakt dat stond voor de dader. Ik heb daar allemaal naalden in gestoken. Dat luchtte een beetje op.

 

Benjamin woont nu thuis bij ons. Hij kan lopen, heeft vorig jaar zijn rijbewijs gehaald in een aangepaste auto en hij zwemt graag in ons zwembad. Maar er zijn ook dingen die hij niet kan. Zijn voorkwabben zijn beschadigd en dat betekent dat hij geen initiatief kan nemen en de dingen die hij doet niet overziet. Zo ging ik een paar jaar geleden even boodschappen doen en toen ik terugkwam, had hij al zijn vuurwerk aangestoken en daarbij zijn arm verbrand. Je kunt wel met hem praten, maar de gesprekken zijn kort want hij kan zich niet lang concentreren. Zijn vrienden zijn verder gegaan. Die hebben een vriendin en studeren. Daar is Ben verdrietig over. Gelukkig gaat hij naar een psycholoog om te praten.

 

Alles met Benjamin heeft me wel veranderd. Vroeger was ik een pietje precies. Om rommel maak ik me nu niet meer druk. En ik heb geleerd ontzettend te genieten van wat er wél is. Het lukt me beter dan ooit om in het moment te leven. Neem nou afgelopen week. Al mijn kinderen waren thuis en in de tuin hebben we met z’n allen ’s nachts naar de sterrenregen gekeken. Op grote kussens, met lekkere Hollandse hapjes erbij. Dan lig ik te genieten en denk ik: wat bof ik toch met dit gezin.

 

Dat wil niet zeggen dat ik niet moeilijk heb soms. Zo hoorde ik pas dat de dader nu vastzit voor een gewapende overval. Dan steekt de woede weer de kop op en denk ik: ik hoop dat het universum voor gerechtigheid zorgt.’

 

 

Interview: Marijke Kolk