‘Ik zit gevangen in mijn leven’
Naar de buitenwereld toe heeft Carien een fantastisch leven met een mooi huis en haar man en kinderen. Maar wat niemand weet is dat het allemaal maar schijn is.
‘Binnenkort word ik vijftig, een mijlpaal waar ik als een berg tegenop zie. Al maanden kijk ik terug op mijn leven en zie iets heel anders dan de mensen om mij heen. Zij zien een succesvolle vrouw met een liefhebbende echtgenoot die woont in een prachtig huis met drie kinderen die het heel goed doen op school. Maar de wrange waarheid is helaas anders.
Want wat bijna niemand weet is dat mijn man al jaren depressief is. Naar de buitenwereld toe weet hij dat heel goed te verbergen want hij is de gangmaker op feestjes en organiseert regelmatig hier thuis etentjes met vrienden en dan is hij de perfecte gastheer. Maar zodra iedereen weer naar huis is lijkt het net of er een dichte mist om hem heen verschijnt en is hij voor mij en de kinderen nauwelijks nog bereikbaar. Dan trekt hij zich het liefst terug in zijn werkkamer en wil niet gestoord worden.
De kinderen weten niet beter dan dat als papa op zijn kamertje zit, zij beter niet aan moeten kloppen. Een soort ongeschreven regel waarvan zij maar al te goed weten wat de consequenties zijn. Begrijp me goed, hij zal ze nooit met een vinger aanraken, maar het beeld van je vader die daar huilend achter zijn bureau zit is wel heel zwaar voor een kind. En voor mij ook.
Het is er langzaam ingeslopen, na de geboorte van onze jongste. Dat bleek een huilbaby en daardoor liepen we op een gegeven moment op ons tandvlees. Overdag hard werken en te weinig slaap ‘s nachts eiste zijn tol en zo kwam hij met een burn-out thuis te zitten.
Eigenlijk is hij daarna nooit meer dezelfde geworden want sindsdien draait alles om hem, om hoe hij zich voelt en hoe zijn humeur is. De kinderen en ik staan daarom altijd op scherp en sneeuwen helemaal onder. Onze jongens weten niet beter, maar nu ze ouder worden merk ik wel dat ze liever bij hun vrienden zijn dan thuis. Ze nemen dan ook zelden een klasgenoot mee naar huis en logeren in het weekend liever ergens anders. Ik laat het maar toe, zodat ze straks ook terug kunnen kijken op leuke dingen in hun jeugd.
Mijn zus is de enige die wel doorheeft hoe het er hier thuis aan toegaat. Zij zegt al jaren dat ik bij hem weg moet gaan, maar dat kan ik niet want ondanks alles houd ik wel van hem en in zijn betere dagen is hij geen slechte vader voor onze jongens. Hij kan er niets aan doen, zegt hij, in de spaarzame gesprekken die we er soms over hebben. Het kost hem te veel moeite. Maar wat hem dan zoveel moeite kost kan hij niet precies onder woorden brengen. Dan houd ik maar m’n mond omdat ik bang ben dat ik hem nog ongelukkiger maak als ik hem vertel dat dit ook niet het leven is waar ik op gehoopt had.
En zo speel ik het spel maar weer mee. Zeker als mensen zeggen dat ik het maar getroffen heb met deze geweldig leuke man die het altijd zo gezellig weet te maken. Met mijn mooie huis en mijn kinderen. Maar van binnen huil ik omdat ik gevangen zit in een situatie waar ik niet om gevraagd heb en ik niet weet hoe ik moet ontsnappen.’