Ik wil het niet, maar ik doe het automatisch

 

“Dat kán echt niet hoor!”

 

Zegt de fitnessvriendin tegenover me. We zitten samen na een groepsles even uit te puffen aan de grote houten tafel in de sportschool. De vriendin vertelt een verhaal over een kennis van haar dochter. “Ze is nog zó jong…” en heeft al zoveel overgewicht… maak ik haar zin af in mijn hoofd. Ik ken dit verhaal. Dit is namelijk al de zoveelste keer dat ze hierover praat.

 

Terwijl ik met een half oor verder luister, dwaal ik af met mijn gedachten. Waarom brengt deze fitnessvriendin altijd het uiterlijk van andere mensen ter sprake? Omdat ze diep vanbinnen heel ontevreden is met zichzelf? In het begin kakelde ik nog vrolijk mee. Ik heb de kennis van de dochter een keer ontmoet op een verjaardagsfeestje en kon alleen maar beamen: yup, zij heeft overgewicht.

 

Dus zei ik óók dat ik het zonde vond.

Maar daarmee was de kous voor mij wel af. Nu mijn vriendin op deze woensdagavond er wéér over begint, ben ik het eigenlijk wel zat. Het enige wat je doet is negativiteit de wereld inslingeren. Als jij niet houdt van overgewicht, prima, zorg dan dat je zelf geen overgewicht hebt en laat andere mensen doen wat ze doen.

 

Ik wil dit niet meer, schiet me te binnen. Ik wil er niet meer over meepraten, ik wil het eigenlijk niet eens meer horen. Dus begin ik stoïcijns, dwars door haar verhaal heen, over een ander onderwerp.

 

Op de fiets naar huis neem ik het besluit: ik wil niet meer oordelen.

Het is twee weken later. Ik ben met een andere vriendin een weekendje weg. In het stadje is die zondag een Ibizamarkt. De mensen die er rondlopen zijn nog kleurrijker dan de kraampjes. En voor ik het weet, zeg ik er wat van tegen mijn vriendin.

 

De dame op leeftijd met roze plukken in het haar die erbij loopt alsof ze 20 is. De wat vollere vrouw met een wel héél kort rokje. Ook de plastische chirurgiebranche doet goede zaken in dit publiek. Mijn vriendin en ik gniffelen samen. Terwijl we het vanmorgen nog hebben gehad over niet meer willen oordelen.

 

Nou ja, doen we het tóch.

Roep ik uit. ‘Verrek ja’, zegt mijn vriendin, ‘en dat zouden we niet meer doen’. Oké, we doen het niet meer, besluiten we resoluut. Drie minuten later… Er komt weer een heuse paradijsvogel langsgewandeld. In mijn hoofd heb ik mijn mening met bijpassend verhaal alweer klaar. Oh nee, dat doen we niet meer.

 

En zo volgen er nog tientallen momenten dat ik merk dat mijn – en ook het hoofd van mijn vriendin – gekaapt wordt door een oordeel over iemand. Het lijkt wel alsof we geprogrammeerd zijn om iets van een ander te vinden. Dat alle onzekerheid die we als vrouwen ooit hebben gevoeld, zo een weg naar buiten vindt.

 

Zodra we weer thuis zijn, hebben mijn vriendin en ik het er nog eens over. Iets over iemand denken die langsloopt, is inderdaad een soort automatisme. Maar wat je er vervolgens mee doet, is een keuze. Ik wil ondersteunend zijn richting andere vrouwen (en mannen). Dus kies ik er, elke keer weer, bewust voor om mijn innerlijk gekakel een halt toe te roepen.

Door: Marianne ter Mors