Ik voelde me gezien, zelfs uitverkoren, dat ze me zo leuk vond

 

Haar levenslust galmde als een geluidsgolf door de gemeente, verspreidde warmte en leidde tot verbinding.

 

Zestien jaar lang had ik het geluk dat ik mocht werken op een kantoor aan de Amsterdamse Keizersgracht. Als ik achter mijn bureau zat en naar rechts draaide, keek ik uit over het water. Keerde ik naar links, dan zag ik een binnentuin, dezelfde waar Anne Frank ooit op had uitgekeken.

 

Mijn dag startte nog beter als ik onderweg ‘de wandelaarster’ tegenkwam, de vrouw die ik ergens tussen de zeventig en tachtig jaar schatte en die haar dag begon met een ferme looppas langs de grachten. Ze had sneeuwwit opgestoken haar, pareltjes in haar oren, en maakte van een joggingpak iets elegants. Bij het kruisen groetten we elkaar uitbundig. Zij was daar als eerste mee begonnen. De eerste keren verwarde me dat. Kenden we elkaar? Wilde ze me iets vragen? Ik fietste na deze ontmoetingen altijd met een grijns verder, alsof ze het licht in mijn hoofd had ontstoken. Ik voelde me gezien, zelfs uitverkoren, dat ze me zo leuk vond.

 

Dat bleek een misvatting. Toen ik een bewoonster van diezelfde gracht eens vertelde over mijn speciale goeiemorgen-vriendin, wist die te melden dat deze chique dame iedereen zo joviaal gedag zei. Het was haar gewoonte voorbijgangers met enthousiasme tegemoet te treden. Ik moest even resetten, maar bekeek het al gauw van de positieve kant. Deze vrouw knipte dus niet alleen bij mij het goede humeur aan, maar bracht waarschijnlijk vele stadsgenoten in een positieve flow. Haar levenslust galmde als een geluidsgolf door de gemeente, verspreidde warmte en leidde tot verbinding.

 

Toen ik afgelopen herfst een maand op het Franse platteland verbleef, viel mij op dat mensen elkaar in de ogen kijken bij het passeren, dat er achter het ‘bonjour’ of ‘bonne soirée’ vaak ook ‘madame’ geplakt wordt. Van die rijke manier van begroeten knapte ik iedere keer weer op. Geïnspireerd kwam ik terug, maar vond met mijn op Franse leest gestoelde begroetingen niet zo vaak weerklank als gehoopt. Al gauw liet ik de hond weer uit met mijn capuchon over mijn hoofd getrokken en oortjes in, en richtte mijn blik weer op de stoep in plaats van de voorbijgangers.

 

Toen ik de kerstdagen doorbracht in de Achterhoek en in de lokale buurtsuper door de vakkenvullers steeds goeiedag werd gezegd, en merkte dat automobilisten even zwaaiden en inhielden als ze mij, de dappere hardloopster in dat mistige coulisselandschap, passeerden, bedacht ik me weer: het is gewoon leuker voor iedereen om wél in verbinding te staan.

 

Mijn goede voornemen voor 2025 is daarom contact maken met de onbekende medemens.

 

Dat kan al met een paar zinnetjes. ‘Lekker was dat, hè?’ zeggen tegen oudere dames die ook onder de douche van het zwembad voldaan het chloor uit hun haar staan te wassen. Opmerken dat het ook jouw lievelingsbrood is dat degene voor jou bij de bakker in z’n tas stopt. Vragen of de persoon die naast jou de bioscoopzaal uitloopt ook zo onder de indruk is van de film. Voor je het weet heb je een vrolijk kletsje. Mij geeft dat energie.

 

Misschien denken ze: die vrouw is gek, eenzaam en snakkend naar aandacht. Maar heel misschien druk ik, net als mijn ‘goeiemorgen-vriendin’ destijds bij mij, op een knopje waardoor ze iets van vriendelijkheid in zich voelen opborrelen. En misschien drukken zij daarna weer op een knopje bij een ander, en die weer bij een ander. Zodat er een ketting van aan elkaar geschakelde aardigheidjes ontstaat. Je weet het niet, maar het zou zomaar kunnen.

 

Door: Esther Goedegebuure