‘Ik moet van de huisarts stoppen met roken maar mijn man steunt me niet’

 

Op een dag voelt Carla zich helemaal niet goed. Van de dokter moet ze stoppen met roken, maar niet iedereen steunt haar daarbij.

 

 

 

‘Een paar weken geleden ben ik heel erg geschrokken. Ik zat in de bus op weg naar de stad en ik voelde opeens een beklemmende, drukkende pijn op mijn borst. Alsof er een olifant op mijn lijf ging zitten. Heel benauwd had ik het, het leek alsof ik doodging. Na een paar minuten zakte het nare gevoel gelukkig wel maar ik ben uit de bus gestapt en heb m’n man gebeld of hij me wilde komen halen. Omdat ik het niet vertrouwde belde ik de huisarts en die liet me meteen komen. Na onderzoek dacht ze aan angina pectoris, wat een voorbode kan zijn van een hartinfarct. Ze vroeg van alles aan me. Of ik sportte, of ik wel gezond at en of ik rookte.

 

 

Ik durfde het bijna niet te zeggen, maar ik rook al vanaf mijn veertiende en stevig ook. Ik denk dat ik haast aan een pakje per dag kom, iets waar ik me steeds meer voor begin te schamen. Ik weet best dat het ongezond is en bovendien kost het inmiddels een vermogen. Als ik bedenk wat voor bedrag ik in een jaar tijd in de asbak laat verdwijnen, daar kan ik met mijn hele gezin riant van op vakantie. Jarenlang stak ik mijn kop in het zand als een poging om te stoppen weer eens mislukt was. Ik had te veel stress of ik nam voor de gezelligheid weer een sigaretje als ik op een feestje stond. Eentje kon toch zeker geen kwaad? Maar voor ik het wist had ik weer een pakje gekocht en rookte ik weer net zoveel als nooit tevoren. Het hielp ook niet echt dat mijn man ook rookt en niet van plan was om te stoppen. ‘Ik moet toch ergens dood aan gaan’, zegt hij altijd en dan lachten we er maar weer om.

 

 

Maar door wat ik die middag in de bus voelde is alles anders. De huisarts was heel duidelijk: dat nare benauwde gevoel was een forse waarschuwing van mijn lijf dat het heel hard zijn best moest doen om die sigarettenrook te verwerken. Of ik wel wist wat een schade die nicotine veroorzaakte en dat ik er dus rekening mee moest houden dat een hartinfarct op de loer lag. De huisarts had gelijk, natuurlijk had ze gelijk. Dus toen ik thuiskwam beloofde ik mezelf plechtig dat ik het roer definitief om zou gooien en nooit meer een sigaret aan zou raken.

 

 

Maar dat bleek veel moeilijker dan ik dacht. Want die eerste dagen wist ik me soms geen raad als ik ’s ochtend op de bank zat met de krant en m’n eerste kop koffie. Mijn lijf schreeuwde dan om nicotine en daar werd ik dan goed chagrijnig van. Helemaal omdat mijn man gewoon wel gedachteloos een sigaret opstak. Chagrijnig vroeg ik hem dan of hij misschien buiten wilde gaan staan, maar dat vertikte hij. ‘Ik ga toch zeker niet in de regen staan, het is toch zeker ook mijn huis’, zei hij dan boos. Het kostte me dan zoveel moeite om de handdoek niet in de ring te gooien en door de stress die dat opleverde toch maar weer te gaan roken.

 

 

Inmiddels ben ik een paar weken verder en probeer ik vol te houden, al kost me dat verschrikkelijk veel moeite. Ik mis de gezelligheid van mijn sigaretje en ben vaak op zoek naar iets om maar niet te kunnen roken. De ontwenningsverschijnselen zijn nog niet weg, maar dan denk ik weer aan dat benauwde gevoel en weet ik weer waar ik het voor doe. Maar nog steeds moet ik iedere keer als mijn man rookt waar ik bij ben vragen of hij dat niet wil doen en dan probeer ik hem te overtuigen dat het niet alleen voor mij beter is als hij ook stopt. Dan hoef ik niet meer mee te roken en bovendien is het ook beter voor zijn eigen lichaam. Hij sport niet, drinkt iedere dag een paar pilsjes en rookt minstens net zoveel als ik al die jaren deed.

 

 

Om een of andere vage reden is hij niet bereid om er ook mee op te houden en dat zorgt voor heel veel spanning tussen ons. Dat ik niet meer wil roken is mijn eigen keuze, vindt hij, maar daarom hoef ik zijn pleziertje niet af te pakken. Daar begrijp ik werkelijk helemaal niks van. Als ik het kan vanwege mijn gezondheid dan moet hij dat toch ook voor mij over willen hebben? Dat doe je toch als je van elkaar houdt?’