Ik hoop dat ze, daarboven op hun wolkje, zien hoe dankbaar ik hen ben

irma laptop

 

De datum van 16 augustus zit al een tijdje te wringen bij me.

 

 

 

Aan de ene kant omdat dat mijn eerste vakantiedag is (hoera), maar ook omdat het dan precies 30 jaar geleden is dat mijn moeder stierf. Plus dat een dag erna, op de 17e, mijn vader 91 zou zijn geworden. Eigenlijk maakt het natuurlijk niks uit: of het nu 29 jaar en 364 dagen is of dertig jaar. Maar toch. Ik leef nu al langer zonder moeder dan met en dat is toch een raar idee.

 

Ik merk dat ik ineens met mijn hoofd meer bij vroeger zit. De tijd waarin ik opgroeide was zo anders dan nu. Een moeder die altijd thuis was (ze werkte wel, boven in het logeerkamertje had ze haar ‘atelier’), geen social media, alleen op woensdagmiddag en zaterdagmiddag tv. Als ik ziek was, maakte mijn moeder een ‘bedje op de bank’, daardoor was het ondanks koorts en buikpijn toch een klein feestje om ziek te zijn. Lag ik daar, warm ingestopt met deken en laken (dekbedden waren nog een nieuwigheid), om vitamientjes binnen te krijgen kreeg ik een appel in stukjes met kaneel en suiker. En een Sinasprilletje als ik koorts had. We hadden thuis onze vaste routines. Friet op vrijdagavond, brood op zaterdag. En zondag haalden we soms Chinees, want na twee sherry’s had mijn moeder geen zin meer om te koken. In het weekend gingen we met ons drietjes (ik was enig kind) en met onze teckel wandelen in het bos.

 

Het was een warme, veilige jeugd. Toen mijn moeder ziek werd (nooit een sigaret gerookt en toch longkanker) vroeg ze me of ik een fijne jeugd had gehad. Ja natuurlijk, stamelde ik toen. Ik was pas 27, ik had er nog niet zo over nagedacht. Nu, dertig jaar later, weet ik maar al te goed dat een goede jeugd niet standaard is. Als pleegmoeder heb ik ook hele andere situaties gezien. Is het teveel gevraagd om mijn ouders nog één keer te mogen zien? Om ze te vertellen hoe dankbaar ik ben en hoe ik geprobeerd heb om mijn eigen kinderen ook zo op te voeden. Ik hoop maar dat ze dat, daarboven op hun wolkje, toch nog kunnen zien.

 

 

Door: Irma van Schaijk