Mijn andere zus werkt in het onderwijs en kan tussendoor niet zomaar haar klas alleen laten. Uiteraard heb ik daar begrip voor, maar ze werkt niet fulltime. Zij zou dus best een dag in de week de last van de zorg van me over kunnen nemen.
Maar mijn zussen doen allebei alsof er niets aan de hand is. ‘Dat heb je weer prima geregeld, meid’ lees ik, als ik in de app verslag heb gedaan van een afspraak bij een of andere dokter. Dat ze misschien zelf onze ouders kunnen bezoeken komt nauwelijks in ze op. Vanuit België is het al gauw drie uur rijden, dus komt mijn zus alleen met verjaardagen of met de feestdagen. Ze boekt dan een hotel in de buurt en plakt er meteen een golftrip aan vast. Onze ouders zijn allang blij als ze haar vier keer per jaar op de koffie hebben en zullen dus geen onvertogen woord over haar laten vallen.
Mijn andere zus klaagt alleen maar over de werkdruk op school en de lastige kinderen in haar klas. Maar ze heeft het vooral druk met zichzelf. Jaren geleden is ze gescheiden en haar kinderen zijn al een tijdje de deur uit, maar alles is haar teveel. Ook van haar hoef ik dus geen hulp te verwachten. Ze is altijd al het troetelkind geweest, dus ook zij krijgt van onze ouders het voordeel van de twijfel. ‘Ach ja,’ zegt onze moeder dan, ‘laat haar maar, ze heeft het al zo moeilijk.’
Terwijl ik het gesorteerde wasgoed in de machine leg, bedenk ik dat ik deze hele situatie inmiddels spuugzat ben. Mijn zussen snappen toch wel dat ik dit niet in mijn eentje kan bolwerken? En dat onze ouders hen steeds de hand boven het hoofd willen houden, steekt me inmiddels ook behoorlijk. Alsof het vanzelfsprekend is dat ik wel altijd maar weer voor hen klaarsta, omdat ik nu eenmaal om de hoek woon. Mijn man zegt dat ik het gewoon bespreekbaar moet maken, maar ik weet eerlijk gezegd niet hoe.
Mijn zussen en ik komen zelden bij elkaar. We leven verschillende levens en hebben elkaar eigenlijk weinig te vertellen. Dus om mijn frustratie over hun makkelijke houding via de telefoon of de app met elkaar te bespreken, zie ik helemaal niet zitten. Hoewel ik verschrikkelijk veel van onze ouders houd, ben ik bang dat ik de zorg voor hen, mijn gezin en mijn baan niet veel langer meer volhoud. De consequentie is dan dat onze vader naar een tehuis moet, omdat onze moeder hem echt niet meer alleen kan helpen. Onze ouders zullen dan na een huwelijk van bijna zestig jaar uit elkaar gehaald worden. Dat kan ik niet over mijn hart verkrijgen, maar een andere oplossing kan ik niet bedenken.’