De Was­machine

De ouders van Gaby zijn inmiddels behoorlijk op leeftijd. Haar vader heeft Alzheimer en gaat langzaam achteruit. Gaby’s moeder verzorgt hem zo lang het nog kan. Maar wie draait er op voor de mantelzorg als haar moeder bij een val haar heup breekt?

 

‘Ik sta voor de wasmachine en sorteer het wasgoed. Wit, bont en donker. Het is een behoorlijke berg. Niet alleen de was van mijn gezin moet weer in de kast, ook die van mijn ouders. Dat doe ik graag voor ze, want sinds mijn moeder is gevallen en haar heup gebroken heeft, kan ze helemaal niets meer zelfstandig. Ze heeft bij alles hulp nodig en is dus ook niet meer in staat om voor mijn vader te zorgen. Een man van bijna negentig met Alzheimer.
 
Tot die val konden ze zich best wel redden in het appartement waar ze wonen. Mijn moeder was gelukkig nog erg fit voor een vrouw van drieëntachtig. Iedere dag ging ze naar de supermarkt in de buurt voor een boodschapje. Ze kookte zelf, deed de was en maakte zelf het huis schoon. Ook verzorgde ze mijn vader helemaal zelf, want om hem naar een tehuis te brengen was onbespreekbaar. Maar nu ze zelf ook veel aandacht nodig heeft ben ik degene die komt helpen. Dat doe ik alleen, want mijn twee zussen vinden het wel best.
 
Ik heb twee oudere zussen. De ene woont in België, de andere dertig kilometer verderop. Maar omdat ik in de buurt van onze ouders woon, gaan ze ervan uit dat ik ook voor hen zorg. Want ja, ik ben toch zo lekker dichtbij. Dat ik ook nog een baan en een gezin heb gaat kennelijk volledig aan ze voorbij. Inmiddels is het zes weken geleden dat mijn moeder gevallen is en ben ik doodop.
 
Na mijn werk race ik even naar mijn ouders om te kijken hoe het met ze gaat. Er is wel Thuiszorg, maar er blijft altijd wel wat liggen waar die lieve medewerkers gewoon niet aan toe komen. Daarna kook ik thuis voor mijn gezin. Ik maak wat extra voor onze ouders klaar zodat ze dat de volgende dag alleen nog maar even in de magnetron hoeven op te warmen. Verder zijn er natuurlijk nog de afspraken in het ziekenhuis, waar ik ook mee naartoe moet, want ik kan ze natuurlijk niet met de bus laten gaan. Afspraken bij de geriater voor mijn vader. Naar de orthopeed met mijn moeder. Ik kom gewoon tijd te kort. Mijn werkgever vindt inmiddels dat ik de kantjes eraf loop. Eerlijk gezegd kan ik hem hier alleen maar gelijk in geven.
 
In de familieapp komen foto’s voorbij van mijn ene zus in België. Dan staat ze weer op de golfbaan of is ze met haar man weer eens een weekendje weg. Cynisch denk ik dat ze daar natuurlijk tijd genoeg voor heeft. Haar echtgenoot is inmiddels met pensioen en ze zijn met z’n tweetjes heerlijk aan het genieten, zoals ze dat noemen.

 

Mijn andere zus werkt in het onderwijs en kan tussendoor niet zomaar haar klas alleen laten. Uiteraard heb ik daar begrip voor, maar ze werkt niet fulltime. Zij zou dus best een dag in de week de last van de zorg van me over kunnen nemen.

 

Maar mijn zussen doen allebei alsof er niets aan de hand is. ‘Dat heb je weer prima geregeld, meid’ lees ik, als ik in de app verslag heb gedaan van een afspraak bij een of andere dokter. Dat ze misschien zelf onze ouders kunnen bezoeken komt nauwelijks in ze op. Vanuit België is het al gauw drie uur rijden, dus komt mijn zus alleen met verjaardagen of met de feestdagen. Ze boekt dan een hotel in de buurt en plakt er meteen een golftrip aan vast. Onze ouders zijn allang blij als ze haar vier keer per jaar op de koffie hebben en zullen dus geen onvertogen woord over haar laten vallen.
 

Mijn andere zus klaagt alleen maar over de werkdruk op school en de lastige kinderen in haar klas. Maar ze heeft het vooral druk met zichzelf. Jaren geleden is ze gescheiden en haar kinderen zijn al een tijdje de deur uit, maar alles is haar teveel. Ook van haar hoef ik dus geen hulp te verwachten. Ze is altijd al het troetelkind geweest, dus ook zij krijgt van onze ouders het voordeel van de twijfel. ‘Ach ja,’ zegt onze moeder dan, ‘laat haar maar, ze heeft het al zo moeilijk.’
 
Terwijl ik het gesorteerde wasgoed in de machine leg, bedenk ik dat ik deze hele situatie inmiddels spuugzat ben. Mijn zussen snappen toch wel dat ik dit niet in mijn eentje kan bolwerken? En dat onze ouders hen steeds de hand boven het hoofd willen houden, steekt me inmiddels ook behoorlijk. Alsof het vanzelfsprekend is dat ik wel altijd maar weer voor hen klaarsta, omdat ik nu eenmaal om de hoek woon. Mijn man zegt dat ik het gewoon bespreekbaar moet maken, maar ik weet eerlijk gezegd niet hoe.
 
Mijn zussen en ik komen zelden bij elkaar. We leven verschillende levens en hebben elkaar eigenlijk weinig te vertellen. Dus om mijn frustratie over hun makkelijke houding via de telefoon of de app met elkaar te bespreken, zie ik helemaal niet zitten. Hoewel ik verschrikkelijk veel van onze ouders houd, ben ik bang dat ik de zorg voor hen, mijn gezin en mijn baan niet veel langer meer volhoud. De consequentie is dan dat onze vader naar een tehuis moet, omdat onze moeder hem echt niet meer alleen kan helpen. Onze ouders zullen dan na een huwelijk van bijna zestig jaar uit elkaar gehaald worden. Dat kan ik niet over mijn hart verkrijgen, maar een andere oplossing kan ik niet bedenken.’

 

 

 

Door: Gaby