Wieke maakt een ritje in haar nieuwe auto maar moet er bij voorbaat diep van zuchten.
‘Ik trek er twee uur voor uit!’ zegt meneer B. van de garage, waar onze nieuwe leaseauto nu eindelijk staat. Twee uur? Om wat te doen? ‘De auto uitleggen’, is het antwoord. Allemachtig.
De concentratieboog van een gemiddeld mens houdt het een half uur. In mijn geval nog veel korter, dan ben ik allang met mijn gedachten ergens anders. Hoe moeilijk kan het helemaal zijn, om weg te rijden in een auto? Man geeft meneer B. groot gelijk. ‘Jij leest nooit een gebruiksaanwijzing. Jij verdiept je echt nóóit in de werking van wat voor apparaat dan ook. Die man heeft feilloos door wat voor vlees hij in de kuip heeft.’ Aha, zo ken ik mijn bovenmeester weer. Ik weet ook wel dat hij min of meer gelijk heeft, maar om dat voor de honderdduizendste keer zo expliciet te benoemen? Is dat nodig? ‘Ja!’ is het korte antwoord.
Ik moet er bij voorbaat diep van zuchten. Hoe houd ik dat twee uur vol zonder te zeggen: doe de rest maar in een doggy bag, voor thuis? Hij en Man weten kennelijk dat dit mapje nooit door mij bestudeerd gaat worden. Wat ik wel heel jofel van meneer B. vind: hij komt de auto brengen, en dan moet ik hem weer bij zijn garage afzetten.
Daar is hij! Mijn eigen hybride Rode Gevaar! Meneer B. rijdt hem de garage in, want het regent. Daar begint de les. Het duizelt me. Wat veel nieuwe snufjes. Wel honderd. Geen sleutel, maar een soort doosje. Twee, gelukkig. ‘Ik wijs u de basisdingen,’ zegt meneer B., ’want anders loopt het u om, dat onthoudt u toch niet allemaal.’ Hij kon wel een kind van me zijn, zo goed lijkt hij mij te kennen. Ik heb al een proefrit gemaakt, dus ik krijg die auto heus wel aan de praat. Alleen… Man achterin en meneer B. naast me, als wantrouwende pottenkijkers, zorgen toch voor zenuwen. We brengen meneer B. terug, bedanken hem en dan rijd ik terug naar huis. Man zet de routeplanner aan. Die werkt in wezen niet heel anders dan mijn Tom in Toos. ‘Ze heeft wel een bekakte stem,’ vindt Man, ‘zou ze uit ‘t Gooi komen?’ Vast. Ik weet ook bijna zeker dat ze Wonnemoed heet. Alleen past dat niet bij de nieuwe auto. ‘We noemen haar gewoon Marie,’ stel ik voor, ‘anders krijgt ze kapsones.’ Marie kan niet goed kaartlezen, want in Mook wil ze dat we ergens linksaf gaan, wat wij nooit doen, omdat je dan negen drempels over moet. Zo irritant. Dat weet Marie natuurlijk niet, van die drempels. We zijn thuis. Pffff, enerverend toch wel, een nieuwe auto.
Voordat die lekker om je heen zit, ben je zo een half jaar verder. Ik verbeeld me dat mijn oude Toos de Toyota chagrijnig aankijkt. Marie mag in de garage, en zij niet. Daar heeft ze zelfs nooit in gestaan. Wat best lullig is. Nu nog een naam voor de nieuwe auto. Komt vanzelf. Net als bij een Zambiaans kindje, dat pas een maand na de geboorte een naam krijgt, wacht ik ook nog een poosje, totdat ik denk: Ja! Dat klopt! Tot zolang gidst Marie ons langs de wegen, al denk ik dat ik toch af en toe tegen haar inga. Geef haar een vinger… et cetera.
Door: Wieke Biesheuvel
Wieke Biesheuvel werkte en woonde zes jaar in Zambia, is nu voorgoed terug en probeert het Nederlandse leven weer onder de knie te krijgen. Waarbij ze beurtelings verbaasd, boos, dolgelukkig, verward of blij is.
Leestip
Heb jij de verwarming al aangehad?
Heb jij de verwarming al aangehad?
Nee, ik doe een trui aan 51%, 133 votes
133 votes51%
133 votes
Ja, mij te frisjes 33%, 85 votes
85 votes33%
85 votes
Ik doe uiteraard een trui aan, maar als het met trui te koud is gaat alsnog de verwarming aan.*16%, 42 votes