Het gaat allemaal heus best goed, maar we zijn er nog niet
Ze haalt haar make-uptas zodat ik de huilvlekken kan maskeren. We knuffelen elkaar voor de tiende keer en weten dat het goed is.
“Nee, ik vond het echt niet leuk.” Ik hoop, net als iedereen waarschijnlijk, dat alle mensen in de wereld niet boos op me zijn, maar er zijn tien mensen in mijn leven van wie ik dat echt niet aankan. Zij is er een van. Zij is me te dierbaar. “Praten?” vraag ik. Ze knikt. Iets uitpraten met een goede vriendin is fijn. Je weet allebei dat je het gesprek ingaat om er weer opgeruimd uit te komen. Want je houdt van elkaar, dus wat je ook gezegd of gedaan hebt, het is nooit slecht bedoeld. “Het kwam er alleen een beetje rottig uit,” zei de Jordaanse opa van mijn lief altijd.
Dat was bij mij het geval geweest. Het was er wat rottig uitgekomen. “En je bent de laatste tijd wel vaker kattig.” Ze schuift haar stoel dichter naar de mijne. Haar linkermondhoek trekt naar beneden.
Ik schrik. Ik ben een hoop, maar kattig is niet bepaald een kwalificatie die me past. En daarom vindt ze het ook zo moeilijk om te zeggen.We weten allebei waar het vandaan komt.
Ik ben te druk.
Haar handen liggen als dekentjes over de mijne. Dat ik niet mag zeggen dat het me spijt. Haar wijsvinger onderstreept haar woorden en als ik mijn mond opendoe, schudt ze er ook nog bij met haar hoofd.
We blijven zitten. Dit gesprek heeft tijd nodig. Met haar handen als dekentjes over de mijne probeer ik tot zelfinzicht te komen. Waarom prop ik die agenda zo vol? Dagen waarbij ik om 08:00 uur ga sporten en daarna direct doorga naar kantoor om na de lange werkdag nog mijn meisjes naar hockey te brengen of naar Flo rijd, zijn standaard. Eigenlijk ben ik elke avond pas om 19:30 uur thuis. En dan moet ik nog koken.
Alles wil ik doen. Alles wil ik goedmaken wat ik de afgelopen periode niet kon. Veel werken, afspraken buiten de deur, sporten, naar Flo, wassen voor Flo terwijl ik de wasservice in haar huis heb aangevinkt. En zo gaat het eigenlijk maar door. Op alles zeg ik ja. En waarom?
Ze haalt haar make-uptas zodat ik de huilvlekken kan maskeren. We knuffelen elkaar voor de tiende keer en weten dat het goed is. Misschien houden we nog wel een beetje meer van elkaar dan daarvoor.
Terug naar huis in de auto kauw ik natuurlijk na. Ineens flitsen heel veel momenten voorbij waarop ik nogal stevig uit de hoek kwam. Tegen de mevrouw bij de Hunkemöller die geen zin had om naar de etalage te lopen om te kijken of die onesie wel de juiste maat had. Dat was misschien terecht, maar het was nogal in de overtreffende trap. Of tegen die vrouw die zo schrok van mijn hond. Maar vooral tegen mijn liefste moeder. Niet gemeen, maar het sneeuwt sneertjes uit mijn mond. Ik denk dat mijn vriendin gelijk heeft. Ik vul mijn tijd te veel op.
Het voelt alsof ik heel lang niet heb kunnen eten en ineens in de keuken van Sergio Herman wordt losgelaten. Wat tijd betreft ken ik geen rem. Alles prop ik erin.
Omdat het nu kan. Maar ook, en dat weten mijn vriendin en ik allebei, omdat ik bang ben voor de leegte.
Het gaat allemaal heus best goed, maar we zijn er nog niet.