Het belangrijke gevoel van ‘thuis zijn’

 

Vorig jaar heb ik de grote mijlpaal (vond ik zelf) van dertig jaar bereikt, maar soms voelt het nog als gisteren dat ik bij mijn ouders woonde.

 

Bizar vind ik het dan ook om te beseffen dat het niet eens zo lang duurt voordat ik meer dan de helft van mijn leven op mezelf woon. Op mijn achttiende ging ik het huis uit (samen met een vriendinnetje, op zo’n honderd meter afstand van m’n ouderlijk huis) en nu woon ik alweer zo’n zeven jaar alleen.

 

Toen was ik nog student en zoals iedereen wel begrijpt, komt dat met de volgende ingrediënten: weinig geld, bijlenen bij DUO, bijbaantjes, veel drank en bijkomende katers, en o ja… tussendoor ook nog studeren.

 

Dus hoe volwassen ik het ook vond dat ik als student mijn studio helemaal voor mezelf had, hoe onvolwassen de inrichting nog was. Een bij elkaar geraapt zootje. Want ja, uiteindelijk ging ik op donderdag toch liever naar Paradiso dan dat ik geld uitgaf aan nieuw servies.

 

En zo is het de jaren daarna een beetje doorgekabbeld. Tot zo’n jaar à anderhalf geleden. Ik was altijd onderweg, nooit een avond thuis, en als ik een avond geen plannen had zorgde ik wel dat ik niet thuis was: sporten, wandelen of naar de film. Gecombineerd met niet al te best slapen maakte dat me best wel moe. Uitgeput zelfs. Dus toen kwam voor mij het breekpunt: waarom ben ik niet graag thuis? Waarom vind ik hier niet de rust waar ik wel behoefte aan heb?

 

Toen heb ik alles omgegooid. Of vooral: eruit gegooid. En nieuw spul in huis gehaald: een nieuwe bank, nieuwe borden, nieuwe glazen, nieuw bestek, nieuwe schilderijen aan de muur, nieuwe pannen, nieuwe alles eigenlijk. Ik realiseerde me dat ik er ooit als student in was getrokken en er daarna nooit echt liefde in had gestopt.

 

En nu, in de coronaquarantaine, heb ik er nog even een tandje bij gezet. Want ik was ineens (ook omdat ik zelf corona had) alleen maar thuis. En dat is even confronterend, als je huis niet per se je rustplek is… Dus nu staat er nog een boekenkast op me te wachten (die ik in elkaar moet zetten), een nieuwe eettafel inclusief stoelen komen eraan en de verf voor de muren is inmiddels binnengekomen. Momenteel krijg ik van dat hele takenpakket nog niet echt een rustig gevoel, maar wat kijk ik ernaar uit dat mijn huis eindelijk ook echt mijn thuis wordt. Want dat dat echt belangrijk is, dat weet ik inmiddels.

 

Ik schrijf dit nu vanuit m’n andere veilige haven, vanuit mijn ouderlijk huis (aangezien de levensgenietende pensionado’s continu van huis weg zijn en de kat eenzaam wordt), knuffelend met een miauwende haarbal naast me. En hier voel ik me nog het allermeest thuis. Is dat gek?

Door: Wieke Veenboer

Wieke Veenboer woont in Amsterdam. Ze is een graag geziene gast in de Amsterdamse horeca en probeert af en toe zelf een keukenprinses te zijn. Ze houdt van reizen, verslindt boeken maar speelt ook Netflix uit.

Afbeelding van Wieke Veenboer