Straatverkopers hebben een belangrijke bijdrage geleverd aan Margreets levenscursus ‘Leren nee zeggen’. Maar die cursus heeft niet iedereen gevolgd…
Ik woon in zo’n provinciestad waar iedere dag een stel studenten uit een andere stad op straat krantenabonnementen, goede doelen en gezonde maaltijden aan de man probeert te brengen. Deze jongmensen hebben een enorme bijdrage geleverd aan mijn levenscursus ‘Leren nee zeggen’; en dan met name aan het hoofdstuk ‘Het afwimpelen van assertieve straatverkopers zonder me schuldig te voelen’. Doorgaans maak ik dus niet zoveel woorden vuil aan die studenten, omdat ik ze deels dankbaar ben voor deze lessen en omdat je érgens je eerlijke geld mee moet verdienen, en het nog altijd beter is dat zó te doen dan… – sorry, ik kan even geen lulliger baan bedenken, maar goed, het schijnt wel aardig te verdienen.
Hoe dan ook, na vanochtend is mijn sympathie over, omdat ik ontdekte dat niet iedereen de kans heeft de levenscursus ‘Leren nee zeggen’ te volgen, laat staan om die met een voldoende af te ronden; en dat die frisgewassen net-niet-meer-pubers er een neus voor hebben – of aangereikt krijgen door hun opdrachtgevers – om deze mensen levenslang te binden aan een krant, een gezonde maaltijd of een ‘goed’ doel.
Bij de ingang van mijn supermarkt had ik zojuist de vijf beste lessen van het hoofdstuk ‘Het afwimpelen van assertieve verkopers zonder me schuldig te voelen’ in de praktijk gebracht:
Stevige pas erin
Sterke focus op punt ver voorbij verkoper(s)
Omtrekkende beweging, waarbij de rug lichtjes richting verkoper draait
Geen oogcontact
Telefoon aan oor
Toen ik me – onaangesproken, met een innerlijke juich en een triomfantelijke blik – voorbij de veilige klaphekjes van de supermarkt bevond, zag ik het gebeuren. De vrouw liep met een tas en haar boodschappenbriefje in de hand richting winkelkarretjes. Ze was klein, minstens 80-plus en alles aan haar seinde: ‘Ik ben allenig, en als het me lukt geen enkele boodschap te vergeten en in één poging m’n pincode te weten, is mijn missie voor vandaag geslaagd.’ Ze deed me zo sterk aan mijn overleden moeder denken dat de tranen van ontroering in mijn ogen sprongen.
En toen kwam daar één van die jonge studenten, die ik net had weten te ontwijken, op haar af gesprint. Hij zag er sympathiek uit. Hij leek misschien wel een beetje op een van haar kleinzoons. Ontwapenend vroeg hij of hij haar kon helpen. Zij keek verstoord op. Haar focus lag nu even op de boodschappen, niet op haar nageslacht. Maar die grote innemende (valse!) glimlach van de jongeman zette haar op het verkeerde been. Hij stelde vragen die ze niet zomaar onbeantwoord kon laten. Het ging over een ziekte, de ziekte die haar man had gedood, die haar dochters leven beheerste en waarmee ze in haar lange leven al zo vaak was geconfronteerd. Of ze wat wilde geven. ‘Natuurlijk!’ Ze wilde haar portemonnee al pakken.
Maar nee, dat was niet nodig. Routineus draaide de student z’n gelikte praatje af, wetend dat deze vrouw in z’n fuik was gezwommen. Nonchalant drukte hij een formulier onder haar neus en vertelde razendsnel over het hoe en wat. Ze hoefde alleen een handtekening te zetten en te zeggen hoeveel ze wou geven. Hij had de punt van de pen al voor haar tevoorschijn gedrukt.
Ze kruiste aan, tekende en nam alle bedankjes van de jongeman in ontvangst. Dat het bedrag waarvoor ze tekende per maand, kwartaal of jaar van haar rekening zou worden geschreven, dat zou haar kleinzoon later ongetwijfeld in de kleine lettertjes kunnen lezen.
Onthutst bleef ik achter, me afvragend: welk verhaal heeft die jongeman over z’n werk vanavond? Zal hij vertellen hoe hij ‘weer een oud vrouwtje’ heeft gestrikt? Hoe hij weer over de rug van een onschuldige een bonus heeft ontvangen? Welke instructies krijgt zo iemand eigenlijk van zijn opdrachtgever? Leert die hem naïeve vrouwtjes te benaderen omdat daar geld te halen valt? Moeten wij als maatschappij tolereren dat dit vals verkregen geld wordt ingezet om – naast dure directeuren – onderzoeken naar ziektes te bekostigen?
Op dat moment nam ik me iets voor, en ik besefte dat ik in een volgend hoofdstuk of misschien zelfs in een nieuwe cursus was beland. Een mens is nooit uitgeleerd. Voortaan zal mijn assertiviteit zich niet beperken tot mijn eigen ‘Nee’ zeggen. Ik zal ook moeten leren het op te nemen voor mensen die, om wat voor reden dan ook, de cursus ‘Nee zeggen’ niet hebben gevolgd. Toen ik bij het verlaten van de supermarkt opnieuw langs de verkopers moest, keek ik ze fier en uitdagend aan. Ze keken finaal langs me heen, alsof ze wisten dat ik ze anders zou hebben aangesproken op hun gedrag. Wacht maar af, dacht ik strijdlustig, als ik deze cursus heb afgerond, ga jij van ellende op zoek naar een nieuwe baan!
Leestip
Heb jij de kerstboom al staan?
Heb jij de kerstboom al staan?
Nee joh, dat kan toch pas na Sinterklaas? 61%, 19 votes
19 votes61%
19 votes
Mij niet gezien, ik houd niet van kerst. 29%, 9 votes