Grootmama
Miloe: Altijd rond 4 mei denk ik aan mijn grootmoeder, die jarenlang een groot oorlogstrauma met zich meedroeg. En ik besluit: ook dit verhaal moet verteld worden.
‘Wat zijn Joden eigenlijk?’ Mijn negenjarige en ik kijken naar de dodenherdenking op tv. Ik denk nog na over een passend antwoord, mijn gebruikelijke ‘wat denk je zelf’-reactie lijkt me niet geheel gepast, als hij alweer toe is aan de volgende vraag. ‘Waarom moesten ze eigenlijk dood, het waren toch ook gewoon mensen?’ Als ik hem even later naar bed breng, vertelt hij over klasgenootje P. ‘Zijn opa heeft de oorlog overleefd. En hele goede dingen gedaan. Dat zei P. vandaag in de klas.’ Ik zeg dat mijn opa, zijn overgrootopa, ook een verzetsheld was, de Joden hielp en daar zelfs een onderscheiding van de koningin voor heeft gekregen. ‘Dat kun jij ook een keer vertellen in de klas.’
Heldenverhalen. We zijn er dol op, besef ik als ik beneden langs de oorlogsfilms zap. We willen allemaal bij de goeden horen, bij hen die in opstand kwamen tegen de slechten. Ik denk aan het andere oorlogsverhaal uit mijn familie. Een verhaal dat niet gaat over helden, maar over het tegenovergestelde. Over schuld, boete en schaamte. Al jong wist ik dat de oorlog diepe wonden had geslagen in mijn vaders familie, maar ik wist niet precies waarom. De Jodenvervolging ja, daar kwam elk gesprek over elk conflict in de wereld uiteindelijk op uit. Mijn opa, kunstenaar, en ex-verzetsheld was meestal dronken tijdens familie-etentjes, en had het niet vaak over zijn heldenverleden. Het was mijn oma, die wij overigens grootmoeder noemden, oma vond ze geen fijne benaming, met haar afstandelijke karakter die de oorlog meestal oprakelde. Als meisje was ik een beetje bang voor haar scherpe tong en haar donkere kleren, ze was niet het soort oma die naar eau de cologne rook en de trommel snoepjes al open had staan als de kleinkinderen langskwamen.
Ze was niet het soort oma die naar eau de cologne rook en de trommel snoepjes al open had staan
Mijn angst voor haar raakte ik pas kwijt toen ik het huis uit was en studeerde. Vol vuur vertelde ik tijdens een etentje waar ze bij was over mijn buitenlandspecialisatie, de geschiedenis van het Midden-Oosten, de arme Palestijnen en het gewelddadige Israël. Het liep uit op een scène die ik me twintig jaar later nog scherp herinner. Het mes dat mijn grootmoeder met een klap op tafel smeet, haar uitroep: ‘jij hebt geen idee wat de Joden hebben meegemaakt, ze moeten altijd worden beschermd. Ze hebben altijd gelijk!’ Haar emoties, nooit eerder had ik die gezien, bezorgden me een groot schuldgevoel. Ik had ook geen recht van spreken. Ik had de oorlog niet meegemaakt.
We hebben het nooit uitgepraat. Niet veel later werd ze ziek. Kanker. Woedend was ze. ‘Waar heb ik dit vreselijke lijden aan verdiend?’ jammerde ze. ‘Is het een straf voor alle verkeerde dingen in mijn leven?’ Pas sinds kort weet ik waar ze op doelde, las ik de dagboeken die mijn tante uittypte tot een boek. Zij trouwde een verzetsheld, maar haar vader en broer gingen in de oorlog bij de NSB en de SS. Een familiegeheim dat tientallen jaren is doodgezwegen. Haar oorlogstrauma beïnvloedde vanzelfsprekend mijn vader, en ook mij. Mijn zoon is de derde generatie die zeventig jaar na de oorlog opgroeit. Ik ga hem niet alleen de heldenverhalen vertellen, nam ik me voor op 4 mei, maar ook dat wat is bedolven onder een dikke laag schaamte.
Freelance journalist Miloe van Beek is wars van mooie plaatjes, en altijd op zoek naar het echte verhaal. Ze is chronisch chaotisch, heeft geen enkel paar dezelfde sokken, maar wel twee luidruchtige kinderen, een ongehoorzame hond, twee katten en een man met een carrière.