Geloof jij nog in Sinterklaas?
Ik weet nog precies het moment dat ik van mijn geloof viel.
In Sinterklaas geloven. Als je erover nadenkt is het eigenlijk maar een raar fenomeen, dat wij onze kinderen massaal wijsmaken dat er een goedheiligman is die elk jaar met de stoomboot – een stoomboot ook nog – uit Spanje komt om alle kindjes lekkers en speelgoed te brengen. De meeste kinderen tuinen er met boter en suiker in. Tot ze zo’n jaar of zeven zijn, zo blijkt uit onderzoek. Dat is zo’n beetje de leeftijd dat het gezonde verstand het overneemt en een kind gaat bedenken dat het allemaal wel héél twijfelachtig en toevallig is wat er wordt verteld.
Stel je eens even de flexibiliteit van zo’n kinderbrein voor. Pieten die door de schoorsteen naar beneden komen, zo roetsj de huiskamer in. Sinterklaas die met zijn schimmel over de daken raast – hoe zou dat verhaal zich tegenwoordig verhouden tot al die zonnepanelen, vroeg ik me af. Het grote boek waarin is bijgehouden wie zoet moet krijgen en wie de roe – geen idee eigenlijk of die roe nog een rol speelt dezer dagen, maar ik hoop het van ganser harte niet. En dan ook nog al die verschillende sinterklazen die elkaar tegen de tijd dat het pakjesavond is overal en nergens voor de voeten lopen en waarvoor we, om het verhaal nog enigszins geloofwaardig te maken, de hulpsinterklaas hebben uitgevonden. Alleen over de zak van de pieten, waarin stoute kinderen naar Spanje afgevoerd zouden worden als ze zich niet hadden gedragen, hoor ik gelukkig niemand meer.
Het is uitgerekend die akte van het sinterklaasverhaal die mij als kind nachtmerries bezorgde. Ik vond die pieten met hun uitgelopen schmink van al het zweten namelijk sowieso al griezels en het idee dat ik daar een heel jaar aan overgeleverd zou zijn en dat ook nog eens in een ver en vreemd land en zonder mijn vader en moeder…
Ik kan niet ouder dan vier geweest zijn toen ik mijn moeder eens naar dat kindertjes-in-de-zak-dreigement vroeg. Omdat ik bleef doorvragen na haar troostende ‘maak je nou maar geen zorgen’ kwam ze tot slot met een gemurmeld ‘dat verzinnen mensen maar om kinderen bang te maken maar ik heb nog nooit gehoord dat er écht een kindje in die zak is gestopt om mee naar Spanje te nemen’.
Die gevulde schoen naast de kokendhete kolenkachel heb ik nog wel een paar jaar voor zoete koek geslikt. En mijn opa die op sinterklaasavond vaste prik met een riek tegen ons keukenraam ramde ten teken dat de cadeautjes waren afgeleverd, trok ik evenmin in twijfel.
Het moment dat ik wél van mijn geloof viel weet ik nog precies. Dat was op school waar de non op een goed moment zei dat ze dacht dat ze iemand over het schoolplein zag rennen die op zwarte piet leek. Van angst werd er gegild, gehuild en in de gordijnen geklommen. Heel even sloeg de paniek op mij over. Toen dacht ik aan wat mijn moeder me had verteld over bangmakerij. Even later herkende ik onder het doorgelopen zwart op piets gezicht heel duidelijk de stem van de bakker uit ons dorp waar ik elke ochtend voor verse broodjes naartoe werd gestuurd.
Ik zat toen in de tweede klas van de lagere school en zou in de daaropvolgende lente zeven jaar worden.