Flo vertrekt

 

‘Weet je zeker dat je dit wil?’ De ogen van de pedagoge van Flo’s school lijken zwaarder dan normaal.

 

 

 

Ik geloof dat ik mijn schouders ophaal. Ik weet niet zo goed wat ik wil. Maar ik weet wel wat ik níet wil. Dus dan maar dit.

 

We zitten in het tl-verlichte kamertje boven de dagbesteding waar Flo al zoveel jaren heeft doorgebracht. Als ik een paal door de vloer zou prikken en er à la Bridget Jones tijdens de brandweer-reportage naar beneden zou glijden, zou ik in de zachte snoezelruimte terechtkomen.

 

Ik ben hier niet zomaar. Flo had al een tijdje zware tegenzin om naar haar groep te gaan en dat telefoontje van donderdag was de druppel. Of beter gezegd: de plens die de volle emmer omkieperde. Het was weer een van die dagen geweest. Zo’n dag waarop ik mijn telefoon zelfs meenam naar de wc. Onrustig. Want Flo was wankel. Op dagen als deze leef ik zo’n beetje van appje naar appje. Flo kwam wat onrustig en verdrietig binnen, hoe ging het vanochtend thuis? betekent voor mij een stramme nek. Flo is weer vrolijk en zit heerlijk op de iPad, laat me weer diep ademen en We hebben woordjes met Flo geoefend en we zijn weer verbaasd over haar kennis van de Engelse taal, zorgt ervoor dat ik trots de schouders recht.

 

De telefoon was gegaan. Slecht nieuws. Ik geloof dat ik opnam zonder mijn naam te zeggen. ‘Wat is er?’ wil ik weten. Ik denk aan een escalatie. Huilen, misschien zelfs iets met kleren uitgetrokken en plassen uit onmacht. Maar het is iets anders. Er is haar iets aangedaan. Iets best ernstigs. Door een ander kind. Ik zak dieper in mijn stoel. Mijn collegavriendin D. die aan het bureau tegenover me zat, staat ineens naast me. Mijn hoofd zakt tegen haar buik. Ik beëindig het gesprek met de begeleidster. Even alles laten bezinken.

 

Wat moet ik? Boos worden? Dit jongetje is ook overprikkeld geweest. Er is met kinderen als de onze geen schuldige aan te wijzen. De begeleiders zijn geweldig, maar ook zij kunnen niet voorkomen dat zoiets nog een keer gebeurt.

 

Flo gaat weg. Mijn lief en ik hebben het samen besloten. Niet bespreekbaar. Punt.

 

En nu zit ik in dit vergaderkamertje. De pedagoge heeft een stuk keukenrol gehaald waarmee ik de mascara van mijn kin veeg. We praten over mogelijkheden. Dagbesteding. Zorgboerderij. Een bakkerij bij een antroposofische stichting doet me voorzichtig glimmen, maar dat verdwijnt weer als ik hoor van de wachtlijsten.

 

Dus daar komt nogmaals de vraag: ‘Weet je zeker dat je dit wil? Kun je dit aan? Is het te combineren met je werk?’

 

Ik zwijg. Ik weet het niet. Of ik het wil en of ik het kan. Maar het moet. Dus ik antwoord met ja.

 

Thuis tref ik Flo. Dansend door de kamer in haar pyjama. Of de bus niet komt. En of ze echt, echt, echt niet naar school hoeft. Ik knuffel haar. Echt niet. Echt niet.

 

Therapeutisch begin ik wat laatjes te ordenen. Tussen de Bink-huiswerkboekjes en oude tijdschriften vind ik papieren uit een fotoboek dat ik kreeg na afloop van mijn stage bij de Television Corporation of Singapore. Ik lees lieve teksten als Come Back Soon en Short but Sweet, als ik kom bij de foto van Andrew Lin, een redacteur met wie ik mocht werken.

 

In order to discover new oceans, you must first lose sight of the shore.

 

Het zal vast goedkomen.

Door: May-Britt Mobach

Afbeelding van May-Britt Mobach