Dapperheids­­diploma

 

Twee weken geleden schreef May er al over. De ortho ontdekte een gaatje in haar kies. Vrijdag de dertiende zou het gebeuren, het boren en weer vullen. Onder volledige verdoving. Geen feest, maar wel een avontuur.

 
Of ik een glaasje water wil. En misschien ook een zakdoekje? Door een waas water kijk ik naar de grijsblauwe ogen van de verpleegster. Dat het niet erg is. Dat er moeders zijn die flauw vallen. Naast me ligt mijn meisje. Een pleister met een infuusspeldje in haar linkerhand, een pijpje in haar mond om te voorkomen dat ze haar tong inslikt. Ze snurkt een beetje.
 

Een uur geleden hebben we haar in slaap gebracht. Ik zat overdwars op de brancard en hield Flo op mijn schoot. Om ons heen een cordon mensen. De slaapdokter drapeerde haar rechterarm achter mijn rug. Zo zag Flo het spuitje niet. Een aardige, oudere meneer stond voor me. ‘Ik neem haar zo van je over, oké?’ Hij had zijn armen al in uitgestrekte houding. Dit ging secondewerk worden. Een andere broeder stond naast hem. Hij was chef afleiding. In zijn handen een leuk plaatjesboek met zeemeerminnen. Of Flo de zeemeermin met de taart kon aanwijzen. En dan nu de schatkist. Flo had heel hard gesnikt. Schuddend in mijn armen. Dat het nog maar heel even zou duren. Dat de dokter tot drie zou tellen en ze weg zou zijn. Ik hoorde de mensen ‘slaap lekker, meisje’ zeggen en iets daarna ‘daar gaat ze’. Toen was mijn meisje slap. De aardige, oudere man pakte haar uit mijn armen. Chef afleiding pakte een zacht kussen. Er ging een slang in haar mond. Ze kreeg een blauw servet om. De tandarts knikte dat het goed was. We konden gaan. En ik? Ik moest heel, heel hard huilen.

 

Ik hoorde de mensen ‘slaap lekker, meisje’ zeggen en iets daarna ‘daar gaat ze’. Toen was mijn meisje slap

 

Nu zit ik in de uitslaapkamer van de speciale tandarts. Flo ligt in een mooi bed dat van ruw hout is gemaakt. Op een kraakhelder lakentje in haar Babbel-jurk met haar My Little Pony-legging. Op elke andere dag had ik deze combinatie wat veel van het goede gevonden, maar vandaag mag alles. Hoe moet het zijn voor mijn kleine autistje? Zonder ontbijt op pad. Twee pleisters op beide handen ter voorbereiding van de prikken. Met papa en mama naar ‘de tandartswinkel’. Niet haar lievelings. Om het maar eens eufemistisch uit te drukken.

 

Ik hoor wat slijm in haar longetjes, kijk naar de hartslagmeter en denk aan alle moeders met echt zieke kinderen. Hun huilend hart voel ik een heel klein beetje mee. De verpleegster komt weer even kijken. Met haar lieve hoofdje.

Er zijn twee gaatjes gevuld en de tandarts heeft ook een tandje getrokken om ruimte te maken voor de nieuwe. Ik grap dat we de volgende keer meteen haar haren knippen en haar nagels doen en dan moet ik weer heel hard huilen. Dat het een heftig half jaar is geweest. Van school naar de Wollewei. Leerplicht-af. Dat mijn man zo hard heeft gewerkt. Voor Eva Jinek. Dat zij gisteravond de Zilveren Televizier Ster heeft gewonnen. Dat ik daarom zulk ‘gekapt’ haar heb. Dat haar prijs ook een beetje zijn prijs was. Want ze hebben zo gesleuteld aan haar succes. Dat ik daarom heel kort geslapen heb. Dat ik daarom waarschijnlijk zo hard huil. De verpleegster kijkt me lang aan. Het is goed. Ik mág huilen.  

Mijn geliefde mag ook even de uitslaapkamer in. Een kusje in mijn nek. De rolstoel staat al klaar. Flo begint te draaien. Een gaap en ze strekt haar armen naar ons uit. Geliefde zet eerst mij in de rolstoel en tilt ons meisje op mijn schoot. Ja, er is ook ruimte voor haar Nijntje-lamp. Alsof we met een baby het ziekenhuis verlaten, rollen we de praktijk uit. De verpleegster geeft haar een aai. Flo krijgt nog iets. Een dapperheidsdiploma. Flo glimt even. Ik huil weer. Dat dapperheidsdiploma heb ik misschien niet verdiend. Een kop thee en oneindig veel chocola wel.

 

  

May-Britt Mobach is hoofdredacteur van Amayzine.com, voor Franska.nl schrijft ze over haar bijzondere gezin.

Fotografie: Esmee Franken, visagie: Linda van Iperen, haarstylist: Mandy Huijs