Er wordt heel wat af-betutteld!
Tot op het kleinerende en debiliserende af.
Mijn vader woonde niet langer dan een half jaar in een aanleunwoning. Die tijd was genoeg om hem weg te doen kwijnen. Hij overleed aan wat werd aangenomen een hartinfarct. Mijn zusje en ik hielden het op een gebroken hart omdat je wel stekeblind moest zijn om níet te zien hoe doodongelukkig het hem maakte om zonder zijn vrouw, onze moeder, in een appartementje zijn dagen te moeten slijten na een leven lang buiten op het land. Toch was er een tante die het nodig vond om hem te manen tot het eten van meer groenten – die hij nodig zou hebben wilde hij gezond blijven en nog even mee kunnen. Gelukkig was pa mondig genoeg om – wijzend op een bieslookplantje in zijn vensterbank – tegen haar te zeggen dat ze zich met haar eigen zaken moest bemoeien: ‘Sodemieter op met die kwatsch. Kijk daar maar. Is dat groen genoeg voor je?’
Nou ja zeg. Ze bedoelde het goed hoor, die tante van ons. Maar oké, dan moest mijn vader het zelf maar weten. Hetgeen de spijker helemaal op zijn kop was.
En inderdaad heeft het fenomeen betuttelen de onhebbelijke gewoonte zich achter goede bedoelingen te verschuilen. Al heeft het daar in wezen niets mee van doen. Vermomd als over-zorgzaamheid leest de betuttelaar de ander de les en bepaalt wat goed voor hem is. Het is een vorm van over grenzen heengaan die ontstaat uit pure projectie. Uit iemand je eigen regels opdringen zonder je eerst afgevraagd te hebben hoe die ander erin staat. En nog erger: het kan met de beste intenties van de wereld tamelijk kleinerende en debiliserende vormen aannemen.
Zo werd mijn zwager gebeld door de dochter van een goede vriend van zijn vader. Sinds haar vader en de vader van mijn zwager samen in hetzelfde verzorgingshuis zitten valt het haar op dat haar vader veel meer is gaan drinken. De beide vaders zouden zelfs geregeld samen een uitstapje naar de Gall & Gall maken om drank in te slaan en dat terwijl haar vader nooit zo’n drinker was. Wat kon mijn zwager daaraan doen? En wie had hier nou last van? vroeg hij zich af. Niemand toch?
Dat zag mijn zwager toch verkeerd, was ze bang. Ze moest er namelijk niet aan denken dat die twee voor overlast gingen zorgen onder andere bewoners. Daar zou het zorgpersoneel ook vast niet van gediend zijn. En mocht er iets gebeuren dan was zij degene die gebeld zou worden. Ook ’s nachts en ook op haar werk.
Dus daar ging het om?