Er samen lekker uitstappen als het goed geweest is?
Veel mensen denken het, maar deze mensen deden het echt.
Ik zeg het weleens voor de grap, tegen mijn man. Hoewel… Als ik denk aan hoe het is als we later oud zijn en tegen die tijd nóg minder dan nu zonder elkaar kunnen, dan kan ik daar stantepede zo van in zak en as raken, dat ik die grap van ‘er samen lekker uitstappen’ best wel meen. Hoeveel mensen mét mij koesteren de wens om samen te mogen gaan, niet alleen achter te hoeven blijven, niet weg te hoeven teren door een ziekte of in een verzorgingshuis, maar het einde der tijden zelf te mogen en kunnen regisseren? En hoeveel mensen nemen daadwerkelijk het heft in eigen hand als het zover is?
Deze rouwadvertentie in het NRC van afgelopen zaterdag vertelt het bijzondere en moedige verhaal van twee ‘mondige stervelingen’ die de regie wél zelf in handen namen: een echtpaar – hij geboren 20 maart 1932 en zij 16 april 1935 – dat al ‘sedert 1953 aan elkaar verbonden’ was. In de epiloog staat onomwonden dat ‘ze het leven in onderling overleg zelfstandig hebben verlaten. Helaas zonder deskundige stervenshulp van een arts. Veroorzaakt door een wetgeving waarin geen plaats is voor een eigen oordeel over het voltooid zijn van het leven.’ En dan nog deze zin, waaruit zoveel acceptatie en respect spreekt van de nabestaanden dat het hier alleen maar om een op en top hechte familie kan gaan:
‘Moge het anderen gegeven zijn in vrede heen te gaan met deskundige hulp op het moment van hun keuze.’
‘Kijk’, zei ik tegen mijn man. Dit echtpaar had het er vast uitgebreid en langdurig over gehad samen. Net zo lang totdat ze het eens waren geweest over het hoe en wanneer. Hun naasten leken voorbereid en konden hun ouders, schoonouders, grootouders en overgrootouders daarom in vrede laten gaan. ‘In dankbaarheid voor wat zij betekend hebben en met diep respect voor hun liefde en onvoorwaardelijke zorg voor elkaar. En tegelijkertijd met verdriet.’
‘Waardig toch?’ vroeg ik mijn man. ‘Om zo te gaan, in plaats van na een alles onterend ziekbed?’ Zouden ze samen nog een laatste borreltje hebben gedronken om te proosten op het leven dat hun samen gegund was? Waren ze alleen? Hadden ze hun huis opgeruimd en uitgemest voordat ze gingen? Waren ze toch nog bang geworden toen het zover was? Zodat de één de ander nog een keer moest voorhouden waarom ze gingen doen wat ze wilden doen? Want er is toch zeker ook moed voor nodig om zo te gaan?