Zo maak je het:
Meng in een grote kom de bloem, suiker, bakpoeder, zout en citroenrasp. Maak in het midden een holletje en breek de eieren daarin. Snijd de boter in stukken en voeg toe. Voeg daarna de likeur (als je dat lekker vindt) en de vanille toe en roer alles door elkaar. Kneed het deeg met je handen tot een gladde, elastische, enigszins kleverige bal. Wikkel het in afdekfolie en laat het een paar minuten rusten.
Terwijl het deeg rust verhit je de olie in een pan. Laat de temperatuur oplopen tot 180 ˚C. Meet het op met een thermometer of doe een houten lepel in de olie: als er bubbels rond de rand van de lepel komen, dan is de olie op temperatuur.
Vervolgens verdeel je het deeg in vijf stukjes van ongeveer dezelfde grootte. Rol ze zo dik uit als je duim. Snijd deze rollen in stukjes zo groot als je bovenkant van je duim. Rol die stukjes dan tot een balletje.
Bak ze in de olie tot dat ze goudbruin zijn. Bak er 8-10 per keer. Haal ze uit de olie en laat ze uitlekken op wat keukenpapier. Laat ze afkoelen en bestrooi met poedersuiker.
Buon appetito!