Energietransitie na de overgang
Een paar jaar geleden stond ik met collega Lisette aan de bubbels op een werk-gerelateerde borrel. We stonden allebei te genieten, alleen aan mij kon je dat zien.
Hoewel… Het leek eigenlijk meer of ik me schaamde. Niet om naast Lisette te staan, maar om die bubbels te nuttigen. Zodra ik namelijk in de buurt van alcohol kwam, begon het al. Vanuit mijn binnenste steeg dan een vuurrode gloed op die, via mijn hals, langs mijn wangen, door naar mijn voorhoofd trok. Tot en met de oortjes werd ik dan rood, en dat had niets te maken met andere collega’s die ondeugende verhalen stonden te vertellen, nee, het was louter de combinatie ‘ik, overgang en alcohol’.
Telkens als mijn arm zich uitstrekte naar een glas dacht mijn lijf: zal wel weer alcohol zijn, dus ik begin alvast. Zelfs bij water, zo leek het, dacht mijn hoofd: ik word maar vast rood. Knalrood, vuurrood, stralend rood, brandweerrood, bloedrood… ik heb allerlei aanduidingen aangereikt gekregen, omdat iedereen die in mijn buurt stond het altijd graag omschreef. Waarschijnlijk omdat zij het er zelf ook warm van kregen, want ik straalde niet alleen kleur uit, maar ook een enorme berg warmte. En ik vraag me dus weleens af of ik niet alleen dáárom werd uitgenodigd. Hoefde je lekker niet te stoken.
‘O, jee… de overgang?’ De één roept dat dan uit leedvermaak, de ander van schrik. De ene vrouw omdat ze er al vanaf is, maar het nog herkent, en de andere weer omdat ze het herkent en er nog aan moet beginnen. Het heeft in alle gevallen te maken met ongemak en angst, vermoed ik.
Maar Lisette stelde me juist gerust. ‘Gaat over!’ riep zij.
Ze was (en is, natuurlijk) een paar jaar ouder, en als een van de weinigen kwam zij toen met een positief verhaal. Het was nu heel erg vervelend, maar na de overgang zou ik me beter gaan voelen dan ooit, zo voorspelde zij. Het had namelijk ook een functie, die fik. Alle drama, ellende, schaamte, ongemakken, hartzeer, verdriet en leed zou erdoor worden verbrand. En na de overgang, zo beloofde ze plechtig, zou ik me beter gaan voelen dan ooit. Energieker, mooier, blijer, meer begrepen (al was het maar door mezelf), lichter, soepeler en rustiger. En daar keek ik me toch naar uit!
Naar me zekerder voelen, tevredener zijn, en meer energie hebben. En ik was zó blij met haar oppeppende woorden, dat ik het nog jaren volhield om overal waar ik een glas aanpakte, een mooie man tegenkwam, het warm vond, een compliment kreeg of geïnterviewd werd, dacht: houd moed meid, dit gaat een keer over. Als de vlammen me uitsloegen en ik me steeds ongemakkelijker ging voelen, omdat ik zag dat mensen erop reageerden (vaak zonder iets te zeggen, maar met bijvoorbeeld een geschokte blik), troostte ik mezelf met de gedachten dat ik me over een tijdje fijner zou gaan voelen. Energieker, mooier, wijzer en soepeler.
Maar helaas… Ik heb twintig jaar geleden een ongeluk gehad, en toen riepen de artsen al: ‘Oei, dit gaat je tien jaar van je leven kosten.’ Toen was ik echter nog achter in de dertig, en dacht ik: Wát nou? Dit kan ik aan hoor!
Maar nu voelt het ineens of ik die tien jaar plots heb overgeslagen en lijken ze toch nog gelijk te krijgen, die artsen. Ik voel me nu af en toe al in de zeventig, omdat de gewrichten niet meer meewerken. En wat het ergste is: die opvliegers heb ik verdorie nog steeds! Wat dat betreft denkt mijn lijf dus dat ik nog altijd tien jaar jonger ben. Dat is toch oneerlijk? Nog zó jong lijken, en dan al zó in de war zijn. Bah.
Van Lisettes belofte is dus totaal niets terechtgekomen, en nu de gasprijzen zo stijgen word ik alleen maar onzekerder.
Want word ik nou overal uitgenodigd omdat ik zo’n leuke vrouw ben, of omdat dan lekker de kachel uit kan blijven?
Echt! Die onzekerheid is dus ook nooit weggegaan.