Eindelijk kon ik onze vriendschap loslaten
Na die dag was ik eindelijk echt genezen. Genezen van de afwijzing en genezen van ‘ons’.
Jarenlang waren we innig als een Siamese tweeling. Niets tussen ons bleef onuitgesproken of onaangeroerd. Al het denkbare ging over tafel om onvoorwaardelijk eerlijk samen te delen. Het kon dan ook niet anders dan dat onze vriendschap voor het leven was. Voor mij was dat geen vraag maar een weten – waar ik achteraf veel te lang aan vasthield.
De kink in de kabel kwam op het moment dat zij haar man tegen het lijf liep en ik niet snapte wat ze in hem zag. Ouder, best wel dik en niet knap stak wel af tegen jong en slank en erg mooi, vond ik. Amper een jaar later verhuisden ze naar een villadorp en nog weer een half jaar later vertelde ze het grote nieuws: hij had haar gevraagd met een knoeperd van een diamant en natuurlijk had ze ja gezegd.
We spraken heus wel over hoe de dag zou zijn en welke jurk en waar het feest en hoe groot, en het viel me ook heus wel op dat ik niet gevraagd werd. Niet als getuige, niet om haar toe te spreken en nergens voor. Maar toch zag ik de bui nog niet echt hangen. En toen was daar de grote dag, met een nog groter feest in de avond en werd de band halverwege de avond gevraagd om het podium aan de tien beste vriendinnen van de bruid te geven. Want die tien beste vriendinnen hadden een lied ingestudeerd. Even voor de duidelijkheid: ik was daar niet bij.
Het kostte me maanden om die avond uit mijn systeem te krijgen. Geen drie of vier maar tien beste vriendinnen, schoot het steeds door mijn hoofd. Ik miste ‘ons’ maar besef dat er geen ‘ons’ meer was.
Ik had haar jaren niet meer gezien en niet meer gesproken en toen, op een dag in april, liep ik haar tegen het lijf. Alsof er nooit ook maar iets was voorgevallen stormde ze op me toe en vloog ze me met een ‘hey-hallo-wat-leuk-hoe-is-het-nou-met-jou’ om mijn nek. Maar het zat te diep om mee te kunnen buigen. Te diep om met haar mee te kunnen doen alsof er nooit iets was voorgevallen. We moesten maar snel een broodje doen, zei ze voordat ze zich uit de voeten maakte. Toen ze lachte zag ik haar prachtige gebit. Dat was nieuw.
Na die dag was ik eindelijk echt genezen. Genezen van de afwijzing en genezen van ‘ons’. Na die dag werd wat wij deelden eindelijk gewoon een herinnering. Als ik nu mijn ogen dichtdoe en terugga naar vroeger, word ik weer blij om hoe het was en als ik terugdenk aan haar tien beste vriendinnen daar op dat podium, dan vind ik tien toch best erg veel.