De wijze duizendjarige eik
Even over hoe wij elkaar gek kunnen maken. En als het niet zo triest was, dan moest ik erom lachen.
Je kent het trucje wel van iemand die op straat omhoog staat te kijken en verder niets doet.
Binnen tien minuten staat er dan geheid een mannetje of twaalf mee te kijken. En waarnaar? Ze hebben geen idee.
Tegenwoordig noemen we dat FOMO (fear of missing out, oftewel de angst om iets te missen), maar het is natuurlijk iets dat al langer bestaat. Toen we nog niet alles in het Engels duidden, vertoonden we dit gedrag ook al. Iets doen omdat de ander het ook doet, alleen maar omdat we bang zijn anders iets te missen.
Kijk maar naar Schiphol! Eerst waren we het er samen over eens dat we in de toekomst allemaal minder moesten gaan vliegen, omdat dat veel beter voor het milieu zou zijn. Maar dat vonden we vooral in een tijd dat we niet kónden vliegen, als gevolg van een virus. Toen we weer mochten was dat ineens niet zo belangrijk meer, en dus gingen we toen massaal in de rij staan om het milieu om zeep te helpen. Want als Jantje het doet, mag ik het ook.
En dan wíl ik het ook. Dan zal het met die impact dus wel meevallen, ondanks het feit dat we gelezen hebben dat de CO2 in de lucht drastisch gedaald was toen we allemaal wat minder reisden.
En tsja… omdat de rijen op Schiphol zo opliepen – omdat de mensen al die koffers (die absoluut mee moesten op vakantie) niet meer konden verwerken, omdat ze onlangs waren ontslagen – ging Mien er dan maar wat vroeger heen. Ondanks de smeekbedes van de luchthaven om alsjeblieft niet te vroeg te komen.
En ja… als Mien het doet, mag ik het ook. En dus gingen we ook nog massaal vier uur buiten in de rij staan. Net zo lang tot we naar binnen mochten om daar ook weer zes uur binnen in de rij te staan.
Ik vond die beelden bijna hilarisch om te zien. Ik zat ze te bekijken vanuit mijn tuinstoel in het zonnetje, dus misschien dat dat het makkelijker maakte om erom te lachen. Maar wat was ik blij dat ik niet meedeed aan die gekte. Dat ik zat te genieten van de bomen in mijn tuin die er nog gewoon stonden. Die nog niet waren omgewaaid door extreme stormen, of waren weggespoeld door modderstromen. Ik koester die bomen en hoop dat ze duizend jaar mogen worden.
Net als de Duizendjarige Eik in het Belgische Mellaar. Ik leerde over die boom in het programma ‘Dwars door de Lage Landen’ waar iemand met een trapje tegen de boom opklom om het kappelletje dat eraan hing te onderhouden. En de meneer vertelde trots dat deze duizendjarige eik er al stond toen hij geboren werd. En zijn vader was vroeger de uitbater van café ‘De Duizendjarige Eik’, dat zich vlak bij de boom bevond!
En dan lig ik alweer in een deuk. Want dat is dus weer typisch iets waar we na de uitzending dan massaal naartoe trekken om het te gaan bewonderen. Niet de meneer, helaas, want ik heb begrepen dat die inmiddels is overleden, maar die eik, die staat er nog.
Duizend jaar oud!
Maar ehhh… als ik even snel reken, was die meneer ook al een jaartje of tachtig, en als zijn vader dan toen al die kroeg had, moet het haast wel zo zijn dat die eik al veel ouder is. Als de vader van deze tachtigjarige die eik ook al duizend jaarringen toedichtte, dan moet die eik nu toch al zeker bijna een jaartje of twaalfhonderd zijn.
Maar ja… om dat nou elk jaar aan te gaan passen. Mensen komen toch wel. En als Toos hem gezien heeft, wil Alie dat ook.
En die boom? Die lacht zich de kreukels.
Tenminste… Als hij zich niet al te veel zorgen staat te maken over de mens die de natuur om zeep helpt.