De vrouw zonder begrip
Kent zij niet iemand in haar omgeving die ook misschien een beetje buiten de lijntjes van het leven kleurt?
‘Daar weet ik eigenlijk geen antwoord op.’ Voor ons ligt een vragenlijstje dat we meekregen van de buikpijndokter. Vier vragen zijn het, die we elkaar elke dag moeten stellen. Wat was vandaag fijn, waar heb ik vandaag om gelachen, waar ben ik trots op geweest vandaag en wat was minder fijn. En die laatste vraag, daar weten we allebei even geen antwoord op. We bakten een brownie, wandelden in het bos en kochten een tennisoutfit want na de eerste les van gisteren is mijn meisje in euforische staat. Afijn, vandaag was a good day.
Woensdag proberen we dit te prolongeren. De middag is van ons. Er zijn tosti’s, een huppelende hond en vooral paardrijles. Terwijl oudste en jongste meisje de groepsles volgen, loop ik met Flo en pony Garfield door de bossen van Bentveld. Precies tussen de buien door. Vandaag heeft er alle schijn van minstens zo mooi als gisteren te worden.
Een veulen wordt bejubeld, lievelingspony’s krijgen een plukje hooi, nog één keer Ukkie aaien en dan gaan we. Op de terugweg stop ik even bij ons vaste winkelstraatje. Als ik snel de slager in ben gerend, willen de meisjes naar Maarten. Maarten en Adri zijn magische termen voor mijn meisjes. Niet alleen zijn het twee bijzonder gezellige mannen, ze hebben een enorm gevulde snoeppot achter de toonbank die wij maar al te goed weten te vinden. Dus als ik, vooruit, bij Maarten een vers doosje J.Lohr bestel, wordt er gretig gegrabbeld. Als ik afreken, vindt Flo het welletjes. Dag Maarten, wuift ze. Bedankt voor de gezelligheid. Ik zie haar rechts afslaan maar denk me veilig te weten. Het is een autoluw straatje, de mensen kennen ons hier en over een minuut ben ik klaar met betalen en kan ik achter haar aan.
Op straat zie ik haar niet. Links, rechts, rechtdoor, geen Flo. Ik gok op het tijdschriftenzaakje waar stapels Donald Ducks, Penny’s en Tina’s haar zachtjes moeten hebben geroepen. Als ik de deur van de winkel open, voel ik mijn hartslag zakken. Daar zit ze. Op de grond. Een stapel Penny’s naast zich en een op schoot. ‘Hoi mama.’ ‘Hoi Flo.’ Ik stel voor om het boekje af te rekenen en naar huis te gaan als de dame achter de toonbank zich tot mij wendt. Dat ze ‘met heel veel lawaai was binnengekomen’ en ook ‘dat ze niet luisterde’ want de mevrouw had meteen gevraagd of ze weg had willen gaan. Ik laat haar even razen, zeg sorry en leg uit dat ze autistisch is met een verstandelijke beperking. Ja, dat had ze wel gezien. Ik voel dat mijn linkerwenkbrauw een centimeter omhoog schiet. En dat ze die Penny heel graag nog aan iemand zou willen verkopen, dusseh… Nu schiet mijn rechterwenkbrauw ook naar boven. ‘Zoals ik net al zei, kopen we het boekje.’ Mijn ogen zoeken steun bij de andere klant in de winkel. Ik zie zijn ongemak en geloof dat hij bij ons kamp hoort. Gelukkig. Mijn tranen doen ondertussen een Dafne Schippersje om zo snel mogelijk mijn traanbuis te bereiken.
‘Kom maar Flo’, zeg ik. ‘En zeg maar even sorry tegen de mevrouw.’ Dat ze dat al gezegd heeft, zegt de vrouw. Ik denk van alles. Dat ik de hele stapel Penny’s wil kopen, dat ik wil zeggen dat ik hier nooit meer wil kopen, dat ik wil vragen of zij niet iemand in haar omgeving heeft die ook misschien een beetje buiten de lijntjes van het leven kleurt. Maar ik slik, houd mijn pinpas boven het apparaat, aai mijn meisje over haar zachte ruggetje en duw mijn schouders met zoveel kracht naar elkaar toe dat ik denk dat je er een potlood tussen zou kunnen klemmen, en loop de deur uit.
Vanavond heb ik in ieder geval een antwoord op vraag vier van ons lijstje.