De oude collecte

 

Ik zie ineens een verhaal bij de man van de collecte. Zijn vrouw is overleden en nu is het enige dat hem rest geld inzamelen om zoiets te voorkomen bij anderen. Hij heeft toch niets anders te doen. De avonden zijn het ergst.

 

Onze buurt is een collectanten-magneet. We hebben tuintjes met hekjes, er worden kranten bezorgd en er wordt afval gescheiden. Dan zullen ze ook wel hart voor de wereld hebben, zo lijkt het idee. Dus gaat elke avond de bel. Altijd precies op het moment dat het niet uitkomt. Mijn man is ziek en ligt net te slapen, we hebben de kleinkinderen op bezoek en die probeer ik net in bed te leggen, of ik zit in bad.

 

Als ik ze tref is het vaak een keurige jongen, heus. Een vriendelijk gezicht ook nog ‘ns een keer. Gewapend met een id en een iPad, want eenvoudig een muntje in de bus gooien, dat is er niet meer bij. Je commiteert je voor een jaar, ‘zo werkt het nu eenmaal, mevrouw’, maar er is goed nieuws want ‘u kunt zich ook meteen uitschrijven nadat de eerste betaling is geweest’. Zo zou het dan toch hetzelfde zijn als een donatie in de collectebus. Maar het vriendelijke ventje weet net zo goed als wij dat het zo niet werkt. Dat uitschrijven, dat doe je pas na een jaar als je de administratie weer eens onder de loep neemt en een ‘verrek dat is waar ook-erlebnis’ hebt.

 

Dus als je na achten onaangekondigd aanbelt, is de kans groot dat mijn deur dicht blijft. Al brandt het licht. Gisteravond wandelde ik met de hond. Snel, want het regende en de kleinkinderen logeerden bij ons. Ik had ze net op bed. De deur liet ik op een kier, voor het geval ze me misten. Ik deed toch een drie minuten rondje langs het perkje. Plasje, hopelijk een nummer twee en terug zouden we rennen.

 

En daar zag ik hem. Een man. Een man in de regen. Rood jakje aan, serieus gezicht. In zijn hand een rode collectebus. Ik zag hem het donkere tuinpad een paar huizen verderop ingaan. Dat heeft geen nut, dacht ik nog. Die zijn niet thuis of doen niet open. 

Vallende muntjes

 

En makkelijk van betalen lijken ze me al helemaal niet. Even later wandelt de man het paadje weer af. Ik doe mijn mond open om te zeggen dat hij op nummer 3 niet hoeft aan te bellen. De kleinkinderen slapen, weet u. En ik gireer enkele doelen die ik heb uitgekozen. Ik wil het zeggen, maar hij loopt alweer verder met zijn bus. Vastberaden. Gedreven. Ik zie ineens een verhaal. Zijn vrouw is overleden en nu is het enige dat hem rest geld inzamelen om zoiets te voorkomen bij anderen. Hij heeft toch niets anders te doen. De avonden zijn het ergst.

 

Ik bedenk dat de deur open staat en vind dat toch een naar idee. Hond en ik gaan op een drafje naar huis. Daar zoek ik naar munten die ik in zijn collectebus kan gooien straks. Om hem te helpen. Zoals het moet. Zoals het hoort.

  

Door: Pleuntje van der Horst