De Notre Dame bracht een oude nachtmerrie terug
Uit het puin kruipen aldoor nieuwe vlammen omhoog. Brandweermannen blijven paraat om ze de kop in te drukken.
Wat gisteren nog een hoeve was, met een hooizolder, een melkkamer en een koeienstal, een schuur met landbouwmachines en een onderkomen voor de kalfjes, is nu één smeulende en stinkende massa. Alleen de buitenmuren van onze oude boerderij, mijn ouderlijk huis, een stokoude carréhoeve met dikke spekmuren en een grote binnenplaats, staan nog overeind. Al het andere is verslonden door de vuurzee van afgelopen nacht. Uit het puin kruipen aldoor nieuwe vlammen omhoog. Brandweermannen blijven paraat om ze de kop in te drukken. Tegen elven in de ochtend arriveert er een grote truck met oplegger. In het weiland moet als de wiedeweerga een noodmelkstal worden neergezet om de koeien, die hun melk niet veel langer meer op kunnen houden, uit hun lijden te verlossen. Het is in de maand juli van het jaar 1976 dat ik me voor het eerst van mijn leven kan voorstellen hoe een oorlog eruit moet zien.
Daarna zal het tot diep in het najaar duren voordat hij me voor het eerst komt opzoeken in mijn dromen – de man op de fiets die me tegemoetkomt als ik de heuvel oploop naar mijn ouderlijk huis. Het is aardedonker, maar ik kan zijn gezicht toch verrassend goed onderscheiden. Het gezicht met de fletsblauwe ogen en de dunne lippen, niet meer dan een streepje waar een spottende glimlacht om speelt.
‘Ik weet wie jij bent!’ wil ik zeggen. Maar ik krijg de kans niet. Hij is me voor. De dunne lippen komen amper van elkaar als hij zegt dat hij het niet heeft gedaan – ‘Ik heb het niet gedaan!’ De zin echoot na in de nacht, eerst hard en dan zachter en als ik eindelijk weer kan lopen, verder de heuvel op en voorbij de bocht, zie ik pas de vuurzee. En word ik wakker.
Onze brand destijds was niet de eerste in de contreien en het zou ook niet de laatste zijn en het waren allemaal oude boerderijen die afbrandden, dus van toeval kon geen sprake zijn. De verhalen over een pyromaan die ’s nachts van hoeve naar hoeve fietste en zich nadien schuilhield om zolang mogelijk te kunnen genieten van wat hij had aangericht, waren niet van de lucht.
Na die eerste keer komt hij me vaker lastigvallen dan me lief is, de man op de fiets die ‘het niet heeft gedaan’. Jaren aan een stuk komt hij, als een dief in nacht, mijn nachtrust verstoren. Pas na heel veel jaren worden zijn bezoeken minder frequent en voordat ik durf te geloven dat ik van hem ben verlost zijn we zeker vijftien jaar verder.
Maar vorige week was hij er weer, de man op de fiets. Ik probeerde nog zo níet te kijken naar de beelden van de brandende Notre Dame. Maar de Notre Dame was overal die dagen en moet uiteindelijk ook in mij vlam hebben gevat. Vuur trekt vuur aan.