Dansen… Nu effe niet

 

Of we naar het veertigjarig huwelijksfeest van kennissen komen? Nu het eindelijk weer mag, schrijven ze in de uitnodiging, gaan ze los.

 

 

 

Er komt een band en er kan gedanst worden tot in de late uurtjes.

 

We vinden het best aardige mensen, maar dat we nu zo dik met ze zijn dat we recht hebben op deze uitnodiging? Niet echt. Ze nodigen iedereen uit die ze aardig vinden, laten ze weten. Dat is lief. Alleen… ik wil er niet heen! In de eerste plaats: mijn hoofd staat er niet naar. Ik wil geen feest vieren alsof er niets aan de hand is in de wereld. Dat voelt zo fout. Misschien stel ik me aan, want vooralsnog zitten wij in een veilig land, maar omdat er in Moskou een man aan de knoppen zit die van geen wijken wil weten en die taal uitslaat waar al mijn stekels recht overeind van gaan staan, heb ik geen behoefte aan feesten. Dat is de belangrijkste reden waarom ik het ga afzeggen.

 

Maar stel dat er niets loos zou zijn, dat Oekraïne nog steeds een vrij land was, dan zou ik botsen op dat ‘er zal worden gedanst tot in de late uurtjes’. Daar moet ik niet aan denken. Ik ben een danseres van niks. Een huppelende neushoorn is elegant vergeleken bij mijn gestuntel op dansvloeren. Als tiener mocht ik niet naar dansles vanwege de eeuwig slechte rapporten. Tijdens klassenavonden met jongens zaten wij, de meisjes van de MMS, te wachten tot we werden gevraagd. Als je nou maar gevráágd werd! Terwijl het helemaal niet leuk was om met een jongen te dansen – vond ik. De angst dat je op zijn tenen zou trappen, het onhandige gedraai en de klamme hand van zo’n jongen, die er misschien ook niets aan vond. Dus als er geschuifeld werd was dat een grote opluchting, omdat de kans op vergissingen dan minimaal was. Al vond en vind ik dat geschuifel nergens op slaan.

 

Heel veel later namen Man en ik dansles. Op een tijdstip dat ik liever naar bed zou gaan. Drie van de vier keer kon Man niet, omdat hij dienst had in het ziekenhuis. Dan moest ik met een vreemde man dansen, of met de juf. Thuis moest ik voordoen wat we hadden geleerd. En als we er al een keer samen heen konden, kregen we onenigheid over wie het fout deed. Hij natuurlijk, wie anders? Wij hebben het brons nooit gehaald. Op feestjes waar gedanst werd, piepten wij er voortijdig tussenuit. Gelukkig had en heeft Man net zo’n hekel aan dansen en het bijbehorende lawaai als ik.

 

Waar ik dansen wel heel leuk vond? Niet moeilijk te raden: in Afrika. Met een grote kring vrouwen op een bepaalde manier rondstappen, niet ingewikkeld en er werd opzwepend bij gedrumd en gezongen. Ik denk er met heimwee aan terug.

 

Ik zou willen dat die misdadige oorlog snel ophield. Zelfs ik zou ervan gaan dansen als dat zo zou zijn. Maar wie wil dat nou, met zoveel slachtoffers die dolgraag waren blijven leven, om een gewoon leven te leiden, in een vrij land? Ik hoef het even niet, dat gefeest en gehups. Ik zie de foto van een vrouw met haar pasgeboren baby (bevallen in een schuilkelder) en zou willen dat ik haar kon ophalen. Wij zetten in ieder geval onze deur open.

 

 

 

Door: Wieke Biesheuvel

Wieke Biesheuvel werkte en woonde zes jaar in Zambia, is nu voorgoed terug en probeert het Nederlandse leven weer onder de knie te krijgen. Waarbij ze beurtelings verbaasd, boos, dolgelukkig, verward of blij is.

Afbeelding van Wieke Biesheuvel