IM Pappa
In het begin was de rouw zo rauw als wat. Toen sleten de scherpste randjes eraf en nog weer wat later kwam het gemis.
Het was de laatste zondag van september. Het was een zonnige dag en in het dal luidden de kerkklokken. Ze luidden voor de dood die afgelopen nacht was langs geweest. De dood was mijn vader komen halen. Vanaf het balkon van zijn appartement keek ik uit over het dal. De haan van de kerktoren piepte boven een populier uit met zijn staart naar met toe gekeerd. Aan de overkant van het dal glooide het landschap omhoog langs een zonnig weiland. Vroeger was dat onze kersenweide, maar alle kersenbomen zijn in de loop der tijd gerooid. En dan opeens zag ik hem staan. Met zijn strohoed half over zijn gezicht getrokken tegen de zon, leunend op zijn wandelstok. Met aan zijn linkerzijde paard Jip en aan zijn voeten hond Joep. Jip en Joep hadden op hem gewacht en zouden hem voorgaan naar ginder. Hij zwaaide naar me met zijn stok. ‘Als ik geweten had dat sterven zo kinderlijk eenvoudig is, dan was ik al eerder aan deze reis begonnen,’ zei hij. En weg was ie weer.
De opluchting over zijn plotselinge vertrek was groter dan het gemis. Nog wel. Mijn moeders dood had namelijk zijn hart gebroken en hem daaraan te zien lijden, dat was niet te doen. Iets meer dan twee jaar had dat lijden geduurd. En nu had de dood hem eruit verlost en stond ik naar de kerkklokken te luisteren die de dorpelingen vertelden dat iemand uit hun midden er niet meer was. De een zou bij de ander aankloppen om te informeren wie het was die vannacht de kuierlatten had genomen.
En dan zou er ’s middags al wat volk te hoop lopen op het kerkhof om het graf van mijn moeder te bezoeken, die nog maar een paar dagen hoefde te wachten voordat ze voorgoed met mijn vader samen kon zijn onder een zee van bloemen.
Die zonnige zondag in september is op de kop af zes jaar geleden nu. De opluchting van die dag duurde tot na de begrafenis en toen begon het rouwen. In het begin was de rouw zo rauw als wat. Toen sleten de scherpste randjes eraf en nog wat later kwam het gemis. Het gemis dat nooit helemaal weg zal gaan, maar dat zich tegenwoordig wel gedeisd houdt. In het begin kon het me overvallen.
Als ik even was vergeten dat de dood was langs geweest, overdonderde het missen me als om me eraan te herinneren dat er voor altijd iets veranderd was in mijn leven.
Dat was toen mijn vader zijn laatste reis maakte. De reis die naar zijn Anna voerde. De dag voor zijn vertrek lag hij op de intensive care. Toen ik binnenkwam zei hij: ‘Dag lieverd, ben je daar. Ik heb op je gewacht hoor. Ik dacht, dan kan ik je nog even gedag zeggen voordat ik aan mijn laatste grote reis begin.’ De reis naar zijn Anna dus. En als hij had geweten dat die zo kinderlijk eenvoudig was, dan was hij al eerder vertrokken.
Door: Brigitte Bormans
Brigitte werkte jarenlang als culinair journalist en schreef twee kookboeken. In 2004 werd ze directeur/eigenaar van Erfgoed Logies. Maar zonder schrijven kan ze niet. Gelukkig zag Franska wel iets in haar columns, kwam van het een het ander en mag er nu ook over andere zaken worden geschreven.