Bertina’s vrouw deed zich steeds zieker voor
‘Van de buren hoorde ik dat ze overdag met haar lippen gestift in de auto stapte’
‘Ze dacht zelf aan de ziekte van Ménière, want ze was steeds zo duizelig. De artsen keerden haar binnenstebuiten maar konden niets vinden. Haar klachten werden erger. Ze was dodelijk vermoeid en wilde de deur niet meer uit. Als ik thuiskwam van mijn werk wachtte me één grote klaagzang. Ik kon geen goed meer doen. Als ik haar alleen liet verweet ze me dat ik niets om haar gaf en als ik thuisbleef irriteerde ik haar en liep ik haar maar voor de voeten, terwijl ze eigenlijk ‘niets aan mij had’.
Op een dag kwam ik thuis en stond het balkon vol nieuwe planten. Ze was naar het tuincentrum geweest en had ik weet niet hoeveel potten en zakken met aarde naar huis gesleept. Dat moest wel betekenen dat het beter met haar ging, leek me. Want het weekend daarvoor had ik voor de zoveelste keer alles moeten afzeggen omdat ze zich te beroerd voelde om ook maar één voet te verzetten. Ze werd woest toen ik vroeg of het inderdaad beter ging. Had ik enig idee hoe vreselijk slecht ze zich nu voelde?
Terwijl ze zich steeds slechter voordeed, hoorde ik van de buren dat ze overdag als ik aan het werk was met haar lippen mooi gestift in haar autootje stapte. ‘Voor een boodschapje’, beweerde ze. ‘Als je je goed genoeg voelt voor een boodschapje, kun je ook gewoon boodschappen doen in plaats van mij daar ook nog mee op te zadelen’, zei ik. Ze sprak vier dagen geen woord tegen me – haar beproefde tactiek om me op de knieën te krijgen. Ik kreeg een hekel aan mijn eigen vrouw en geloofde geen woord meer van wat ze zei. Onze ruzies werden heftiger en frequenter en we beleefden totaal geen vreugde meer aan of met elkaar. Ik werd naar de logeerkamer gebonjourd omdat ik haar uit haar slaap zou houden.
Onze relatie was tot ver onder het nulpunt gedaald en ik dacht er zelfs over om na twintig jaar mijn koffers te pakken en alleen verder te gaan. Totdat ze op een vrijdagavond weer zat te klagen dat het zo niet langer ging, dat ze liever dood was dan zo nog langer te moeten lijden en dat het écht mis was. Toen ze probeerde op te staan kwam ze ten val. Haar ene mondhoek hing scheef en ze kraamde wartaal uit. Nu twijfelde ik er niet meer aan dat het slecht met haar gesteld was en belde ik meteen 112.
De diagnose was helder: ze was getroffen door een hersenbloeding, maar na twee dagen wisten de artsen ons te vertellen dat ze er geen blijvend letsel aan over zou houden. Voor haarzelf was dat letsel er wel degelijk, zei ze. Ze was al een wrak, maar nu voelde ze zich invalide. We zijn nu een jaar en meerdere controles verder. Volgens de artsen mag ze van geluk spreken. Maar dat doet ze niet. Integendeel, zou ik zeggen. Haar humeur is net zoals onze relatie tot onder het vriespunt gezakt en als je me diep in mijn hart kijkt zou het voor ons allebei beter zijn geweest als de hersenbloeding haar had meegenomen en haar de rust had gegeven die ze niet meer kan vinden. Ik mag dat denken. Maar ik kan het nooit tegen haar zeggen.’
‘Misschien heb je dit artikel al eerder gelezen op Franska.nl. Omdat we blijven groeien willen we deze mooie verhalen ook graag delen met onze nieuwe lezeressen. Wil jij ook iets delen met onze lezeressen, mail je verhaal dan naar info@franska.nl.’