Beldrang
Soms wil ik lekker even bellen. En lang. Met mensen die dezelfde onderwerpen leuk vinden als ik, namelijk die eigenlijk nergens over gaan.
En dat bellen doe ik dan bij voorkeur in een andere kamer, waar niemand is.
Dat heb ik van mijn moeder. Als ik haar belde zei ze altijd: ‘Ik loop éven naar een andere telefoon!’ Dan duurde het een minuut en daar was ze weer. Belde ze mij, dan begon ze opgelucht: ‘Zó! Hij is hoepelen, met het heilige kruis na!’ (Hij = mijn vader) En dat is het nou precies. Niet dat je staatsgeheimen aan elkaar zit door te geven, maar het praat toch minder vrij als er iemand anders bij zit, ook al ben je met die persoon al 42 jaar getrouwd. Ik bel het allerlekkerst met mijn dochter, een vriendin en een neef van Man.
Die vriendin heeft een vriend die altijd mee zit te mompelen. Dan vult hij aan, licht toe, legt uit en praat dwars door haar heen. Irritant. Dat vindt zij ook. En het was hem niet aan zijn verstand te breien dat hij zijn mond moest houden en haar niet steeds moest aankijken. Daarom bel ik haar niet meer, maar belt zij mij, op een moment dat hij niet in de buurt is. Soms is hij ineens veel eerder terug en dan hebben wij een code: ‘O, prima joh, tot gauw maar weer!’ Dan weet ik dat hij weer thuis is. Ik doe dat dan weer niet, maar loop naar een andere kamer, net als mijn moeder. ‘Waarom is dat eigenlijk?’ vroeg Man heel lang geleden. ‘Omdat jij dan geen last hebt van mijn geklets’, zei ik. ‘Gezwam,’ vond hij, ‘jij wil niet dat ik alles hoor.’ Precies. ‘Ook dat!’ gaf ik toe en sindsdien weet hij dat ik liever in mijn eentje bel. Tenminste, als het voor de gezelligheid is. Is het een zeurzanik die ik aan de lijn heb, dan blijf ik zitten waar ik zit. Of ik weleens door zeurzanikerds word gebeld? Breek me de bek niet open. Die willen iets verkopen of je ergens lid van maken en openen met: ‘Wat fijn dat ik u persoonlijk tref, mevrouw Biesheuvel!’ GA WEG met je zogenaamde werelddeal.
Voor zeurzanikerds en andere ongewenste contacten had ik vroeger mijn kinderen en honden in de buurt. ‘Als die en die belt, laat ik net even de hond uit,’ zei ik. Dan ging het, bijvoorbeeld, om een kennis (geen vriendin), die om de dag belde om mij te laten weten dat ze toch bij haar man bleef en waarom. Twee dagen later was dat weer anders, dan haatte ze hem en kwamen ook de details waarom dát ineens zo was. Terwijl wij wisten dat die man al jaren iemand anders had. Als vriendin A. en ik het over zulke mensen hebben, gebruiken wij de term BZT, wat staat voor bijzettafeltje. Voor erbij, wat af en toe gemakkelijk of opwindend schijnt te zijn, maar niet echt noodzakelijk. Want die BZT’s verliezen door de jaren heen ook hun glans en trekken hun plas niet door.
Ik krijg nu echt zin om iemand te bellen. Eerst een bakje koffie erbij, benen op mijn bureau en gaan met de banaan. ‘Hallo zeg, leuk dat je belt, maar ik sta hier met mijn jas aan!’ zegt vriendin. Zus is niet thuis, bij dochter krijg ik de voicemail en neef van Man zegt dat hij vandaag geen zin heeft om te bellen. Dat kan. Mag ook. Maar hier zit ik dan met mijn beldrang. Daarom schrijf ik dit allemaal op. En dan ga ik nu de hond uitlaten. O nee, die heb ik niet.