‘Arschloch,’ kafferde de kelner

 

En hij zat nog wel zo keurig strak in het pak.

 

 

Was ik de schoonheid van deze stad vergeten? Of was het omdat het zo lang geleden is dat ik er was en toen nog met heel andere dingen bezig was? Haar schoonheid overweldigde me in ieder geval op het moment dat de taxi ons er binnenreed. Want allemachtig, die rijke gebouwen met hun uitbundige versiering en een verrassing in goud, marmer of koper op elke gevel en dakrand. En dan hebben we het over die overdaad aan beelden en standbeelden, fonteinen en wat al niet meer zij, nog niet eens gehad!

 

‘Parijs is er niks bij,’ hoorde ik mezelf mompelen en als ik één ding zeker weet, dan is het dat ik dat destijds niet zei.

 

Was ik trouwens ook vergeten hoe schoon deze stad is? Hoe hartverwarmend vriendelijk de Weners zijn? En dat er zoveel traditionele koffiehuizen bewaard zijn gebleven omdat de Weners er veel voor over hebben om het oude in harmonie met het nieuwe te laten voortbestaan?

 

Meteen op dag één stuiten we wat dat betreft op Café Landtmann, dat te boek staat als dé belichaming van het Weense koffiehuis in historische stijl: levendig en ontspannen, uitnodigend en charmant, kosmopolitisch en toch zo typisch Weens. Daar waar de obers nog strak in het pak zitten en ‘oberen’ nog een beroep is. Daar waar een kannetje water standaard bij een kop koffie komt en waar de vitrine met Torten und Kuchen uitpuilt van lekkernijen waar het onmogelijk uit te kiezen is.

 

We sluiten het café in ons hart en bombarderen het meteen tot onze stamkroeg tijdens ons verblijf alhier; ons ‘hier-hoeven-we-niet-over-na-te-denken-adres’ voor een koffie, Campari, biertje of glas wijn en onze manier om ons voor een paar dagen een heel klein beetje Wener onder de Weners te voelen.

 

En verdomd! Op de avond voor vertrek worden we zowaar herkend door de ober die vandaag wederom onze wijk loopt en die zich nog van gisteren herinnert dat de Campari met bruiswater moet worden – also ein Campari Soda. Onder het motto dat afscheid nemen altijd een beetje pijn doet, stellen we het afrekenen uit totdat het echt de hoogste tijd is.

 

Maar dan lijkt onze ober van de aardbodem verdwenen. Nergens te vinden. Ook niet na tien minuten wachten en ook niet na een aantal vruchteloze pogingen om dan in godsnaam maar een andere ober aan te schieten, is de man in geen velden of wegen te bekennen. Zwaaien naar andere kelners levert ook al niets op en pas als mijn man besluit op te staan omdat de tijd na twintig minuten echt gaat dringen, komt er iemand op ons toelopen.

 

Op onze ‘wir möchten bitte zahlen’ volgt een ‘gaat u nou alsjeblieft even rustig zitten, meneer, want mijn collega komt zo bij u’. En op onze ‘maar we wachten al heel lang en we willen nu toch écht afrekenen’ klinkt een geïrriteerd, niet heel luid maar wel duidelijk verstaanbaar: ‘Arschloch’.

 

Hoorden we dit nou echt goed? Arschloch? Wij? Mijn man? Hè bah! En hij zat nog wel zo keurig strak in het pak.

 

Door: Brigitte Bormans

Brigitte werkte jarenlang als culinair journalist en schreef twee kookboeken. In 2004 werd ze directeur/eigenaar van Erfgoed Logies. Maar zonder schrijven kan ze niet. Gelukkig zag Franska wel iets in haar columns, kwam van het een het ander en mag er nu ook over andere zaken worden geschreven.

Afbeelding van Brigitte Bormans