Als je als de dood bent voor wespen en ineens drie nesten in je tuin hebt
Mijn trauma stamt uit mijn kindertijd. Ik zie nog mijn meester Piet uit groep zeven een angel uit mijn ringvinger zuigen, zodat ik niet tot buitenproportionele grote op zou zwellen.
Want dat is wat ik doe als ik gestoken word door het één of ander: gigantische bulten of rare allergische reacties ontwikkelen. Het verbaast je vast niet als ik zeg dat ik daarom ietwat panisch reageer op wespen. Mocht je iemand met wapperende handen over straat zien rennen, dan is de kans groot dat ik het ben met in de achtervolging iets zoemends.
Met een nieuw huis en een nieuwe tuin in een omgeving waar je insecten verwacht, is het dus niet meteen verontrustend als er een wesp opduikt. Ik vond 3 april wel wat vroeg, maar hé, het was een zachte winter en we wonen in de natuur. Tot ik in mijn slaapkamer uit het raam keek en ik de wespen letterlijk over elkaar heen zag duikelen de dakgoot in. Geen grap: ze rolden in een bolletje van drie of vier gezellig over de pannen. De rilling trok van mijn kruin tot stuitje, want: laat het alsjeblieft alsjeblieft alsjeblieft géén wespennest zijn. Na drie dagen van minutieuze inspectie dachten we er zelfs twee te hebben. Ik durfde geen seconde meer in mijn tuin te zitten en dus belde ik de bestrijding die goddank binnen 24 uur op de stoep stond.
Bestrijder Mark ging dat varkentje weleens wassen, tenminste, zo zag hij eruit toen ik de deur opendeed. Ik dacht aan beschermende pakken, brillen en maskers, maar niet voor Mark, hoor. Die stapte gewoon in een shirtje en met zijn ladder de tuin in onder begeleiding van wat aftershave. Ter verduidelijking: ik durf al drie dagen binnenshuis niet eens een parfummetje te dragen. Of ik ze even aan kon wijzen. Dat deed ik natuurlijk, met veel gewapper waarbij ik hem (ik zweer het) zachtjes zag lachen. Duidelijke zaak: het was een limonadewesp, wist hij me te vertellen, van die echte irritante. En ik had trouwens niet één nest in de tuin, maar het waren drie (!) wespennesten. Het is dat ik de beste man van de bestrijdingsdienst niet zo goed kende, anders was ik op een holletje mijn huis in gerend. Ik sloot ramen en deuren toen hij begon, zette mijn radio en televisie nog net niet aan, maar stond wel met grote ogen te kijken naar het goedje dat hij onder de dakpannen spoot, gevolgd door wat opstuivende geel-zwarte rakkers. Mark stond trouwens nog gewoon in zijn shirt op die ladder zich verre van druk te maken.
De woorden ‘laat ze maar even een paar uur want ze zijn nu wel even boos’ zoemen nog rond in mijn hoofd. Ik zou bijna denken dat ze straks in formatie op me in de tuin staan te wachten om me een lesje te leren. Ik belde Kiki net met mijn oordopjes in en ik zweer je dat ik dacht gezoem te horen, ik heb zelfs een oordopje uitgedaan om te luisteren of het tussen mijn oren zat. De beste man drukte me ook nog even op het hart dat ik echt wel terug moest bellen als ze over twee weken niet weg zouden zijn. NIET WEG? Hoezoooo: niet weg? Maar dat durfde ik natuurlijk niet te vragen, dus knikte ik maar dapper van ja.
Ondertussen blijf ik denken aan het verhaal dat wespen zulke sterke kaken hebben dat ze door beton heen vreten. Bestrijder Mark heeft de poort naar de buren trouwens ook open laten staan, maar die durf ik al helemaal niet dicht te gaan doen.
Ik weet heus wel dat er ernstiger kwesties zijn in het leven, maar ik maak ook gewoon niet zoveel mee op het moment en ik ben bang voor wespen, dus vergeef het me.