Met mijn 92-jarige moeder naar een midwinterfeest
Om molenaar Leo zijn zelfgebreide visserstrui te overhandigen, reizen Marja, Hains en haar 92-jarige moeder met de bus af naar Graft-De Rijp.
Een broodje vers gerookte paling sla ik nooit af. Zelfs niet als ik daar anderhalf uur voor in de trein en in de bus moet zitten. Ik heb afgesproken met De Molenaar (ik mag Leo zeggen), de man die met zijn Nekkermolen waakt over het waterpeil van de Wijde Wormer. Hij had me gevraagd een klassieke visserstrui voor hem te breien, met kwastjes door de halsboord. Ik kan dat als geen ander, weet hij. Hij noemt me niet voor niets ‘de breister’.
Ik kom de trui langsbrengen in Graft-De Rijp, spreken we af. Het is daar midwinterfeest, en hij wacht me op in de tent van zijn zoon die daar paling staat te roken. Hains en mijn moeder (92) gaan ook mee. Of moet ik zeggen: Hains en ik gaan met mijn moeder mee?
Het is hectisch druk in de smalle straatjes: dit is geen lokaal dorpsfeestje meer, maar gewoon een regelrechte kerstkermis. Hains loopt zichtbaar te lijden, maar mijn moeder gaat helemaal los. En dat op haar leeftijd… Enthousiast sleurt ze me aan de arm van kerststal naar kerststal en van kraam naar kraam. ‘Kijk nou toch eens, Marrrja, leuk hè, sloffen voor uit bed!’
En ik? Het lukt me amper de prachtige Dickens-kostuums te fotograferen waarmee de bewoners door het dorp lopen te paraderen en waar ik me zo op verheugd had. Telkens als ik mijn mobiel in de aanslag heb, krijg ik een paar rukjes van mijn moeder aan de arm: óp naar de volgende kraam of kerststal dus. En allemaal bewogen foto’s. De palingtent kunnen we ook al niet vinden, maar Leo komt ons na een telefoontje ophalen bij de trappen van het raadhuis. Hij neemt resoluut mijn moeder bij de arm en gaat Hains en mij voor naar de Rechtestraat.
Aan de lange houten tafel in de kraam wordt het bij het broodje paling en (‘ook een slokkie?’) brandewijn ineens allemaal toch nog heel gezellig. Onverwacht gezelschap van (naast Leo) ook zijn vrouw Clazien, een schoondochter en twee kleinkinderen (wat lijkt dat meisje op haar oma). Reid en Cornelie van de vuurtoren van Workum zijn er ook. Iedereen praat met iedereen. Hains leeft helemaal op, mijn moeder voert het hoogste woord natuurlijk, Leo stoot twee glaasjes om (‘zat er nog wat in?’) en ik voel me helemaal thuis. Graft-De Rijp, besluit ik, gaan we zeker nog eens langs. Maar niet met kerst de volgende keer. Gewoon in het voorjaar.
Marja van Hout houdt van het onverwachte en gaat het liefst zo onvoorbereid mogelijk op pad. Alleen of samen, vaak met vriend Hains, beleeft ze avonturen. Kleinschalig, maar toch.