Hoe schrijf je over je moeder, over het moment dat je haar wang voor het laatst aanraakte in de rouwkamer?
Het was warm in mijn werkkamer. Mijn vingers lagen log op mijn toetsenbord. Ik haperde al uren. Wat woorden erbij, dezelfde woorden er weer af. Ik kon de juiste zinnen niet maken.
Hoe schrijf je over je moeder, over het moment dat je haar wang voor het laatst aanraakte in de rouwkamer? Haar huid die rubberig aanvoelde als verpakte kipfilet in een supermarktkoeling. Hoe vind je woorden voor de vrouw die zo gelaagd was? Hoe maak je zinnen van de banaliteit van haar dood? Van de trap vallen. Kon het lulliger? Wat schrijf je als ze weg is, voorgoed? En juist daardoor elke dag met je mee wandelt. De tassen vol rouw die je draagt. De tassen die niemand meer ziet.
Het ging niet lekker vandaag. Mijn gemoed was te zwaar. En het flauwe was dat de enige die dat echt begrepen zou hebben, mijn moeder geweest zou zijn.
Want zij kende het duister. Haar hele leven had ze euforische periodes die werden afgewisseld met maanden van depressie. Pas op haar zestigste kreeg ze de officiële diagnose: een bipolaire stoornis. Maar ik wist al lang dat er iets niet klopte. Ze kon zo vrij en enthousiast zijn toen ik kind was. Ze liet me op kussens van de trap sjezen en ik kreeg pakjes boter om mee te kleien. Maar andere momenten hield ze zich onbereikbaar. Emotioneel afwezig, fysiek trouwens ook als ze zich weer eens opsloot in haar slaapkamer.
De laatste tien jaar werden de depressies erger. Ging ze een boodschap doen, dan moest ze onderweg wel tien keer huilen. Het kostte haar moeite zich te concentreren. Ze was voortdurend haar sleutels kwijt. Haar pinpas. Haar huis. Zichzelf.
En nu was ik haar kwijt. Een val brak haar, haar ingewikkelde geest was tot stilstaan gebracht. Maar ook de stralende vrouw, mijn moeder die zo intens genieten kon. Ik werkte aan de laatste hoofdstukken van mijn boek over haar. Ik moest haar in woorden vatten, mijn moeder van glas. Want hoe was het voor haar om levenslang te proberen de gekte buiten de deur te duwen?
Ik staarde naar mijn handen die steeds meer op die van mijn moeder waren gaan lijken. Blauwe adertjes lagen als een wegennet over mijn huid. Plotseling keek ik op, geen idee waarom. En daar zat ze. Op het terras van het café tegenover mijn huis. Ze droeg een witte jurk, als altijd, kanten handschoentjes, elegante laarsjes.
En een hoed. Breedgerand. Dit was mijn moeder. De vrouw die zich zo bijzonder kleedde dat ze vaak de aandacht trok. Toen ik haar huis opruimde stonden er tientallen paren witte schoenen in het gelid. In elk stel vond ik een paar bijpassende sokjes. Alles matchte, altijd.
Nu zat ze daar met een wit wijntje. Ik vergat te ademen en staarde. Langzaam bewoog ze haar hoofd naar boven, richting mij op de derde etage. We keken elkaar aan.
En toen zag ik het. De dame was zeker tien jaar ouder dan mijn moeder geworden is. Haar gezicht was ook ronder, haar ogen bruin en niet blauwgrijs. Dit was mijn moeder niet. Ze was nog steeds weg.
Maar de vrouw glimlachte naar me. Precies zoals mijn moeder deed. En ik realiseerde me: stel dat ze was blijven leven, dan was ze misschien op een dag deze vrouw geweest. Een vrouw met een witte hoed, intens genietend in de zon.
Ik zwaaide. De dame zwaaide. En plotseling vond ik mijn woorden terug.
Vorige week verscheen Moeder van glas waarin Roos Schlikker probeert de vrouw te doorgronden die zich zo lang achter een masker had verborgen. Tijdens haar zoektocht leert ze haar rouw omarmen en komt ze dichter bij haar moeder dan ooit tevoren.
Van tafeldame bij ‘De Wereld Draait Door’ tot deelnemer aan ‘Wie is de mol?’ Van columnist in het Parool tot het toneelstuk ‘Ajax mijn club’. Veelzijdiger dan journalist/schrijfster Roos Schlikker bestaat niet.
Fotografie: Brenda van Leeuwen
Leestip
Heb jij de kerstboom al staan?
Heb jij de kerstboom al staan?
Nee joh, dat kan toch pas na Sinterklaas? 63%, 19 votes
19 votes63%
19 votes
Mij niet gezien, ik houd niet van kerst. 27%, 8 votes