Ineens ben ik een mens
En daar moet ik toch heel even van bijkomen.
Tot mijn vijfendertigste sprak ik over ‘jongens’ als ik mensen van het mannelijk geslacht van mijn leeftijd wilde aanduiden. ‘Dat zijn geen jongens,’ antwoordde mijn moeder dan ferm, ‘dat zijn mannen’. Een jongen was een manspersoon tot twintig jaar, daarna werd het een jongeman en vanaf, pak ‘m beet, hun vijfentwintigste diende je te spreken van een man. Althans, zo vond mijn moeder.
Inmiddels lukt het me te spreken over een leuke man als ik leeftijdsgenoten bedoel. En ook zal ik mezelf geen meisje meer noemen. Vreselijk vind ik dat, vrouwen van vijftig die zichzelf een meisje noemen. Maar ik ben wel zo lang mogelijk meisje geweest. Tot er geen ontkomen meer aan was en ik vrouw werd. ‘Mevrouw’ bij de supermarkt en ‘u’ bij de slager. Het is nu zelfs zo erg dat als ik met ‘je’ word aangesproken, ik verbaasd op kijk. ‘Bedoelt u mij?’ stamel ik dan.
Gisteren was ik bij de huisarts waar ik de laatste tijd een abonnement lijk te hebben. Iets met een oogontsteking, een dochter met buikpijn en nog wat van die kwaaltjes. De assistente is mijn engel in nood die me altijd wel ergens tussen twee afspraken in weet te persen en waar ik altijd even gezellig de stand der dingen doorneem. Natuurlijk bracht ik deze week een vers Amayzine-magazine (het tijdschrift dat wij twee keer per jaar maken) voor haar mee. Toen ik gisteren weer kwam (lang verhaal), vertelde ze dat haar stagiaire me had herkend ‘van televisie’. En er was meer gezegd. Ik was ‘een leuk mens’.
Een leuk mens betekent naast ‘ontzettend aardig’ ook iets anders. Oud. Je bent oud. Voorbij het hoofdstuk vrouw. Meisje wordt vrouw wordt mens. Daar moest ik, hoe aardig ook, toch heel even van bijkomen.