Een groot deel van mijn familie komt van een boerderij in de Alblasserwaard. Vandaar dat ik daar dus als kind ’s winters vaak in de hooiberg speelde. Die berg bevond zich aan het einde van de koeienstal, zodat je makkelijk met je hooivork hooi kon opprikken en dat kon uitserveren bij de koeien. Maar goed dat ik toen niet wist dat die hooiberg vol muizen zat. Anders was ik er niet zo vrolijk in aan het rondspringen geweest.
Het was sowieso al een uitdaging om naar die berg te lopen, want je moest tussen twee rijen koeien door. Die uit hun neus stonden te dampen, met die grote tongen happen hooi naar binnen stonden te werken en met hun kettingen stonden te rinkelen. Eng. En gróót die beesten! Waarschijnlijk was ik zo uitgelaten als ik die beproeving achter de rug had, dat ik van pure opluchting in de berg aan het springen was.
‘s Zomers was het eigenlijk ook best een beproeving, want dan moest je weer door het land lopen met je leuke zondagse schoentjes. (tja, we gingen meestal in het weekend) Grote kans dat je in een koeienvlaai terechtkwam als je per ongeluk even om je heen liep te kijken. En dat deed ik nogal veel, want ik was altijd op zoek naar bloemetjes. Pinksterbloemen natuurlijk, maar ook dotters, margrieten en klaprozen. En kledder. Getsie. Maar goed. Dat hoorde er dus gewoon bij.
In die tijd leerde ik ook veel nieuwe woorden, want ja, je bent jong en je leert nog van alles tenslotte. Later bleek een aantal van die woorden nogal ‘local’ te zijn en een ander deel totaal niet bekend bij niet-boeren maar toen wist ik niet beter. Eens kijken of jij weet wat ik bedoel met:
Veegvarken
Kluitenrijf
Oppertje
Biggels
Biest
De pinken
Laat ze borsten
Gunter wait
Waffere momme?
Bekant
Ik hoor het wel even hè? Niet stiekem opzoeken!