Afgelopen dinsdag heel laat. Tijd om naar bed te gaan eigenlijk. Begon het me toch ineens te onweren, hagelen en werd het water zo ongeveer massief vanuit de wolken over ons heen gestort. Toen ik het de volgende ochtend vertelde op de redactie, kreeg ik verbaasde blikken. Oh ja? Bij ons helemaal niks. Tsss…
Nou, West Brabant en Zuid Holland toevallig wel. En ik mag het niet zeggen, maar ik dacht echt aan 1953 toen ik de gangdeur open deed. Het liep werkelijk keihard stromend naar binnen onder de voordeur door. M’n man verbetert me steeds, want 1953 was een heel ander verhaal. Maar ik denk dat het wel een beetje zo begon. Ook niet waar, zegt ie, want 1953 was echt heel anders. Dus ik zeg het niet meer. Maar denken…dat wel…
Ik stond er tot aan m’n enkels in. Zo hoog stond het zomaar ineens. Die lekker waterdichte rubberen tuinschoenen die ik snel had aangedaan waren dus veel te laag. Meer gevalletje kaplaarzen. Maar om nou een beetje met je schoeisel in de weer te gaan in plaats van de armen uit de mouwen steken was ook gek geweest.
En het was niet dat je denkt ‘leuk schoon regenwater’, maar flink aangelengd met aarde, zand en blaadjes, takjes en andere rommeltjes uit de tuin. En rommel van de straat waarschijnlijk. Even niet verder bij nadenken. Donkerbruine bagger dus. Getsie. Enfin. Op tijd naar bed ging niet door. Het was redden wat er te redden viel. Hozen met scheppen en emmers. En ineens begreep ik het gezegde ‘dweilen met de kraan open’ extra goed.
En nu loop ik dus nog steeds elke dag door die vieze gang. Want tot nu toe heb ik verder geen tijd gehad om die klus af te maken. Morgenochtend als eerste die modder uit de gang wegschrobben en dweilen. Dat wordt dus een gezellig begin van het weekend. Hum hum. Maar dan heb je ook wat. Een lekker schone frisse gang. Waarschijnlijk een leuk ideetje van de weergoden om me aan de voorjaarsschoonmaak te krijgen…
Ik verheug me er nu al op. Dat het klaar is, bedoel ik. En op de groene-zeep-lucht.